de kleine veertjes, en strak
en roerloos kop en lichaam.--"O gie dulle klokke!" bromde Rozeke. Zij
schoof de plank weer voor, ging met het mais-bakje buiten op den drempel
van het woonhuis staan, en riep daar met schril-hooge stem haar overige,
zeker ergens reeds in 't veld verspreide kippen bij elkaar:
"Ti ti ti ti tiii!"
Plotseling dacht ze dat het nog zoo vroeg was en dat zij 't oudje met
haar schreeuwen niet mocht wakker maken. En zij riep zachter, in
gedempten toon:
"Tu tu tu tu tuuu!"
Maar de kippen hadden reeds het welbekende ti ti ti tiii gehoord en wild
kwamen zij om den hoek van 't huisje aangekakeld en gevlogen, en wierpen
zich met gulzige gretigheid op de gele korrels, die Rozeke met vollen
greep, in een gekletter als van hagel, over hun bont-wemelende, harde
ruggen strooide. Even ontstond een kort gekibbel. Twee hennen vlogen
klauwend, met overeind gerezen veeren op elkander af, maar de haan kwam
statig-gezagvoerend tusschen beide, klakvleerde links, klakvleerde
rechts, en herstelde weer den vrede. Alfons' enkele duiven kwamen
bijgevlogen en gapten ook hun deel, met vlugge pikjes en sierlijke
wipjes tusschen de pooten van de kippen door, of waar zij 't vinden
konden. Rozeke, glimlachend op den drempel, met het leeg bakje op den
arm, zag alleen nog 't vlug gepik der korte snavels, waaronder het dun
laagje mais ziender oogen verdween.
Maar nu zou zij bijna de koffie vergeten en haastig kwam ze weer in
huis, ging nog even op haar stoel zitten en maalde door. Toen goot zij
water op. Geurend verspreidde zich de lucht der versch gezette koffie
in het kleine keukentje. Zij haalde uit de eetkast twee groote, witte
koppen en een bord; en nadat zij met de punt van 't mes op 't brood een
kruis getrokken had, sneed zij de tarwe-boterhammen voor. Toen duwde zij
het binnendeurtje naar de kamer open, stak haar hoofd half binnen en
riep:
"Moeder!"...
Geen antwoord kwam, maar dat gebeurde meer; en Rozeke, niet twijfelend
dat 't oudje haar gehoord had, keerde terug in 't keukentje, nam een
langen borstel en veegde met langzaam gebaar, zonder stof op te jagen,
den rooden tegelvloer schoon. Uit het achterhuisje haalde zij een emmer
met zand, strooide 't in greepjes over den net-geveegden vloer, breidde
't met den borstel open en teekende sierlijke breede krullen en
festoenen om de zwarte kachel en het groene tafeltje. Thuis deed ze dat
ook elken morgen en had er telkens een soort kinderlijk genoegen in.
Haar
|