euf ou," had hij ontroerd geantwoord: en verder was er niet meer
over gesproken.
* * * * *
Even voor negen uur kwamen zij op het gemeentehuis, waar het burgerlijk
huwelijk zou voltrokken worden. Zij waren beiden gansch in 't zwart
gekleed, hij met een rond hoedje, het donker haar zorgvuldig gestreken
en 't zwarte snorretje gekruld, netjes als een heer; zij met een
schitterend-witten onderrok waarvan zij het randje liet zien en een
zwart-tullen hoedje, met hel-witte-en-rose bloemen. Zij zag er frisch
en jeugdig uit als een nog heel jong meisje. Haar zachte wangen hadden,
onder hun warme tint van zonnebruinheid, de teere, frissche kleur van de
bloemen op haar hoofd en haar blauwe oogen schitterden, als glanzende
vergeet-mij-nietjes.
Alfons' oude moeder en Rozeke's beide ouders waren meegekomen.
Vaprijsken, als een zomervogel in 't groengeel gekleed, was trouwvaarke,
en La, in 't donkerbruin, met schel-blauwe bloemen op haar hoed, was
trouwmoerke. Verder dienden drie ambachtslui uit de buurt, doorgaans
voor dergelijke gelegenheden op het laatste oogenblik van hun werk
gehaald, tot huwelijksgetuigen. In de afwezigheid van meneer de
Latour-Champlon, den baron-burgemeester en jonkvrouw Anna's vader,
werden zij door meneer Waelckens, den eersten wethouder, in de
secretarie van het gemeentehuis, met openstaande deuren, getrouwd. De
plechtigheid was spoedig afgeloopen. Meneer Provijn, de secretaris, een
slaperige, bleeke dikkerd, met vet-glimmend vest, zanikte de lezing van
de huwelijksacte voor, terwijl meneer Waelckens, met gansch andere
dingen bezig, de gelegenheid van zijn komst op het gemeentehuis waarnam,
om met gefronste wenkbrauwen van verveling talrijke malen zijn
handteekening op lijvige, gele registers te krabbelen. Hij kwam eerst
ter zake toen de secretaris zijn zeurige voorlezing even onderbrak en
vragend-wachtend naar hem opkeek.
"Zijn we'r?" vroeg hij.--En, op een bevestigend hoofdgeknik van den
slappen secretaris, keerde hij zich tot Alfons' oude moeder en stelde de
sacramenteele vraag:
"Vreiw Urzela van de Weghe, verkloart-e gij toe te stemmen in 't
huwelijk van oue zeune Alfonsus Josephus van de Weghe mee Irma Rosalia
van Doalen?"
"Joa ik, menier de schepen," antwoordde dof en heesch het ziekelijk
oudje.
Meneer Waelckens keerde zich tot Rozeke's vader om:
"Constantinus Ludovicus van Doalen, verkloart-e gij toe te stemmen in
't huwelijk van ou dochter Irma Rosali
|