est en veural noar nichte Begijntje wille goan," zei Alfons,
toen zij gezeten waren.
't Idee werd goedgekeurd; maar La en Vaprijsken wisten niet wat zij in
dien tusschentijd wel zouden doen.
"Goa mee," zei Rozeke, die tegen dit tweede bezoek aan nicht Begijntje
heimelijk opzag.
Doch Alfons keurde dit voorstel beslist af.
"Nie nie, 'n doe da niet, ze zoe 't kunnen kwoalijk nemen," zei hij
bezorgd.
Vaprijsken en La hadden trouwens ook niets geen zin om naar 't Begijnhof
mee te gaan. Zij zouden de trouwers maar liefst tot aan de poort van het
Begijnhof vergezellen, en daarna wat heen en weer gaan wandelen in de
straten, en na een half uurtje of drie kwartier hen bij den ingang komen
afwachten. Moest het gebeuren dat zij elkander daar niet troffen, dan
zouden zij elkaar tegen twaalf uur hier in de herberg terugvinden.
Zoo werd besloten en zij gingen heen. Op een slenterpasje, elk oogenblik
stilhoudend bij de uitstallingsramen der winkels, de meisjes voor, de
mannen achter, telkens op zij gestooten en geduwd door vluggere
voorbijgangers, spotachtig aangekeken door nieuwsgierigen, en af en toe
in verbouwereerd troepje opgehouden aan drukke kruispunten van
tramlijnen en straten, kwamen zij eindelijk, in een lange, ouderwetsche
straat voor de gesloten, groene poort van het Begijnhof aan.
"Allo, tot binnen 'n half uur of drei koartiers," zei Alfons, de zware
klink optillend.
La liep reeds vooruit alsof ze bang was om gezien te worden, maar
Vaprijsken kwam met een schalkschen glimlach eventjes terug en
fluisterde schertsend:
"Zeg, as nichte Begijntjen ou 'n gouwstik van twintig fran geeft, lijk
dien baron, van de zomer, op de slijtijnge, trekteert-e mee'n flassche
wijn?"
"Joa ik," knikte Alfons glimlachend; en hij duwde de poort open.
* * * * *
Plotseling, zonder overgang, kwamen zij van de roezige drukte der straat
in heerlijke, volkomen stilte. Buiten het kort, smal gangetje, waar het
huisje der portierster stond, die even, vriendelijk glimlachend onder
't wit kornetje, op haar drempel naar de bezoekers kwam kijken, strekte
zich een ruim en vierkant grasveld uit met boomen, waar koeien vreedzaam
als in weiland graasden; en overal rondom, achter witte muurtjes met
gesloten groene deurtjes, vertoonden zich, omgeven van hun kleine
tuintjes, de rood-en-witte trapgevelhuisjes der couventen. De kerk stond
op een hoek, verweerd en grijs als een monument van hoogen ouderdom, met
|