andere wit-dood oog naar den stroeven wethouder en naar den slappen
secretaris en vroeg of hij hen met iets trakteeren mocht.
"Merci, van Doalen, 't es te vroeg," bedankten zij.
"Lijk of ge wilt menieren; 't wordt ulder toch hertelijk gejoond," zei
vader. Hij groette, en met al de anderen en de getuigen verliet hij de
secretarie en opende de deur vlak tegenover in den gang, waar de
herbergkamer van het gemeentehuis was.
De trouwers en de ouders werden er door de waardin proficiat gewenscht,
en zij dronken er een "dreupelken" met de getuigen, en de mannen
ontstaken een pijpje. Toen gingen zij langzaam in een troepje naar de
kerk, waar 't klokje reeds de jonge echtgenooten voor de trouwmis
opriep.
Na de plechtigheid in de kerk, die ook heel kort en haastig verliep,
omdat er nog dienzelfden ochtend een groote begrafenis van een ouden
heereboer moest plaats hebben, werden allen door vader en moeder van
Dalen in _d'Ope van Vrede_ op warme chocolade en krentebroodjes
getrakteerd, en dadelijk daarop vertrokken de trouwers met het
trouwvaarke en 't trouwmoerke te voet naar 't naastgelegen kleine
station, om verder den dag in Gent door te brengen.
"Nichte Begijntje nie vergete zille!" riep Alfons' moeder hem nog eens
vol bezorgdheid na.
"Meugen La en ik euk mee noar nichte Begijntje?" keerde Vaprijsken zich
gekscheerend om.
Het oude vrouwtje pruttelde nog iets dat ze niet begrepen, en weg waren
zij met hun vieren, haastig stappend naar het station, bang dat ze te
laat zouden komen. Zij kwamen echter nog precies op tijd en holden
zweetend met rood-hijgende gezichten in een derde-klas wagen van den
reeds wachtenden, snuivenden trein.
* * * * *
Toen zij een half uur later in de drukte van het groote-stadsstation
uitstapten, bleven zij even aarzelend midden op het woelig plein staan
om te beraadslagen hoe zij hun vrijen dag besteden zouden. Zij hadden in
't geheel geen vastgestelde plannen, zij waren maar naar Gent gekomen
omdat het nu zoo eenmaal de gewoonte was bij huwelijks-gelegenheden.
"Loat ons ievers om nen dreupel of'n pinte goan, we keunen d'r doar op
ons gemak over klappen," stelde Vaprijsken voor. De anderen vonden 't
voorstel goed en langzaam slenterend, verbouwereerd reeds in 't gejoel
van trams en rijtuigen en fietsen, gingen zij naar de huizenreeks vlak
tegenover 't station en kozen er een herberg uit van onaanzienlijk
voorkomen, waar zij binnen traden.
"Ik zoe i
|