positief antwoord te wachten, en Alfons dacht hoe oud en rijk ze was en
hoe ze hen kon bevoor-of-benadeelen in haar testament, En hij zei, met
een doffe stem die van inspanning trilde, terwijl ook hij zijn
beschaamde oogen instinctmatig als een schuldige neersloeg:
"Nichte Begijntje, 'k beloof ou da'k al zal doen wat da 'k kan om...."
Op 't oogenblik dat hij het met een laatste aarzeling zeggen zou ging de
deur zachtjes open, en als een engel van verlossing trad het vriendelijk
jong begijntje binnen met een volgeladen presenteerblad op haar beide
uitgestrekte handen.
Alfons zweeg plotseling; en nicht Begijntje zelve betuigde hem met een
goedkeurend hoofdgeknik dat zij genoeg begrepen had, terwijl het jong
begijntje 't zware blad met kan, kopjes en koekjes voor haar op de ronde
tafel plaatste.
"'t Es seekelou," sprak nicht Begijntje. "Ge goat 'n taske seekelou
drijnken en'n boterkoeksken eten ier da ge veurt goat."
De ochtend-chocolade met broodjes die zij na de trouwmis in _d' Ope van
Vrede_ gebruikt hadden, lag hun nog zwaar op de maag, en zij voelden
geen de minste lust om nog eens weer het zelfde te gebruiken, doch de
uitkomst was er een zoo ongehoopte en welkome, dat zij terstond, met
ongeveinsde verrukking bijschoven en vol graagte het weee, zoeterige
goed naar binnen werkten. Het jong begijntje en de oude nicht deden er
trouwens aan mee, de laatste akelig morsend met haar kwijllip en haar
tandeloozen mond; en toen zij gegeten en gedronken hadden mochten zij
eindelijk opstaan en afscheid nemen.
"Wacht," brabbelde nicht Begijntje, "hier es nog wa veur ulder, moar...
moar 'n verlies het niet... en keupt er ulder 'n stik in ulder huishouen
mee."
Zij ging met haar bevende hand in een mandje, dat het jong begijntje in
een kast voor haar gaan halen was en nam er van onder een kerkboek en
een sleutelbos een bankbriefje van honderd frank uit.
"Ha moar nichte Begijntje, 't es te veele!" riep Alfons gansch ontroerd.
"Neem moar, neem moar,... moar 'n verlies het niet, en... en vergeet
ulder belofte niet...." zei nicht Begijntje.
Met bevende vingers nam Alfons het kostbaar papiertje aan en stopte het
zorgvuldig in zijn binnenzak. Innig ontroerd stond hij voor haar, hij
zag ineens als heel nieuw en onbekend nicht Begijntje, een goed en
liefdadig oud mensch met een paar zonderlinge eigenaardigheden, en hij
voelde plotseling dat het hem werkelijk spijten zou als zij er eenmaal
niet meer was.
"Merci, merci,
|