FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   57   58   59   60   61   62   63   64   65   66   67   68   69   70   71   72   73   74   75   76   77   78   79   80   81  
82   83   84   85   86   87   88   89   90   91   92   93   94   95   96   97   98   99   100   101   102   103   104   105   106   >>   >|  
uit over de hel verlichte gevels en tot op de daken der omringende huizen en de rood-beglansde bladeren van heggen en van boomen ritselden soms als levend klatergoud. En in dien vreemden, onreeelen toovergloed zag plotseling Rozeke een man daar staan, aan wien zij niet meer had gedacht en dien zij nooit op deze plaats en op dit uur verwacht zou hebben: Smul, boer Kneuvels' paardenknecht! Zij zag hem staan, heel achteraan en heel alleen, geleund tegen den gelen gevel van den _Graeve van Halfvasten_, de pet laag op het voorhoofd, den rossen knevel als een zware streep dwars door het bar gezicht, de stuursche oogen strak op haar gevestigd. Het was haar plotseling te moede alsof een onverwachte ongeluksbode een droeve schaduw over haar jong en frisch geluk uitspreidde en instinctmatig, als in schrik, deinsde zij even achteruit. Wat stond hij daar te doen? Waarom was hij er gekomen? Was het uit haat, als uitdaging?... of was het uit liefde?... uit lijdende, kwellende liefde? Zij voelde plotseling een vreemd medelijden. Zij toch was gelukkig en dat was hij zeker niet. Zij was bang voor hem, vreeselijk bang,--de herinnering aan zijn woeste aanranding in 't koren kon haar nog doen ijzen--maar, had hij haar ook niet het leven gered? Het kwelde haar dat hij daar nu zoo norsch en zoo alleen stond; zij had hem willen mee zien dansen met de anderen in de vreugderonde om het knappend vuur, en toch schrikte zij ontzettend bij de gedachte dat hij in den kring zou komen en wellicht pogen zou met haar te spreken. Eensklaps zag ook Alfons hem staan. "Kijk ne kier die sloeber doar! wa komt-ie hij hier doen!" riep hij bijna hardop, verbolgen uit. Maar Rozeke suste hem spoedig met angstige woorden: "Zwijg, zwijg, geboart da g'hem nie'n ziet." Doch Rozeke's broeders en ook anderen die Smul kenden, hadden Alfons' uitroep gehoord en staarden boos, dreigementen brommend, naar de sombere gestalte van den paardenknecht tegen den gevel van het herbergje. De uitgelaten jool verzwakte en verstomde; allen keken met wantrouwend ongenoegen naar den stoeren kerel, die door zijn enkele verschijning de pret gestoord had; en reeds trad Miel, Rozeke's oudste broeder, ondanks haar smeeken, beslist op hem toe, toen eensklaps, in de verte, in 't onzichtbare van den donkeren nacht, een donderend gedruisch, als van een snel-aanrollenden trein, alle hoofden met verbazing om deed wenden. "Wa es datte? Wa komt er ginter?" riepen allen verschrikt uit elkaar
PREV.   NEXT  
|<   57   58   59   60   61   62   63   64   65   66   67   68   69   70   71   72   73   74   75   76   77   78   79   80   81  
82   83   84   85   86   87   88   89   90   91   92   93   94   95   96   97   98   99   100   101   102   103   104   105   106   >>   >|  



Top keywords:
Rozeke
 

plotseling

 

anderen

 

alleen

 

paardenknecht

 

Alfons

 

liefde

 

angstige

 

woorden

 
geboart

spoedig

 

wellicht

 

spreken

 

gedachte

 

knappend

 

schrikte

 

ontzettend

 
Eensklaps
 
hardop
 
verbolgen

sloeber

 

onzichtbare

 

donkeren

 

gedruisch

 

donderend

 

eensklaps

 

ondanks

 

broeder

 
smeeken
 

beslist


aanrollenden
 
ginter
 

riepen

 
verschrikt
 
elkaar
 
wenden
 

hoofden

 

verbazing

 
oudste
 
sombere

brommend
 

gestalte

 

herbergje

 
dreigementen
 
hadden
 

kenden

 

uitroep

 

gehoord

 

staarden

 

uitgelaten