FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   32   33   34   35   36   37   38   39   40   41   42   43   44   45   46   47   48   49   50   51   52   53   54   55   56  
57   58   59   60   61   62   63   64   65   66   67   68   69   70   71   72   73   74   75   76   77   78   79   80   81   >>   >|  
kuil, de weilanden strekten zich als een vale, dorre vlakte uit, de dichte boomenkruinen langs 't kanaal rezen als sombere heuvelkammen, de kerktoren stond spierwit, ijl, klein en broos als een speeltuigje door kinderhanden daar geplaatst, en 't rijpend koren aan den landweg blikkerde met sulfergele golvingen, als wasemden er zwaveldampen uit op. De bruingebrande gezichten van de slijters hadden een ongewone, bijna grijnzende uitdrukking, het grazend vee troepte zich loeiend ergens samen, en de paarden werden zenuwachtig-ongeduldig, ter plaatse trippelend, met rillingen over hun klamme huid, als voelden zij, in bange gejaagdheid, het dreigend naderen van het gansch den dag verwachte onweer. Zelfs hun vrees voor Smul, die driftig de gebitten schudde, was niet meer in staat ze te kalmeeren; en haastig gooiden de mannen reeds met groote schoppen op den nog maar half schoongeveegden wagen de zaadkorrels welke Smul naar de hoeve zou vervoeren, toen plotseling een verblindend vuurzigzag, bijna onmiddellijk door een krakenden donderslag gevolgd, het donker zwerk doorscheurde en doordaverde. De slijters vluchtten gillend weg, de paarden sprongen op en schoten toe, en als de bliksem zelf waren zij om en weg, in dolle vaart achter zich rukkend den ratelenden, hobbelenden wagen, waarop nog enkele vrouwen en de leidsman woest door elkaar werden geslingerd en geschokt. De slijters hoorden een korten, schrillen kreet, zagen, in 't halfduister, een vrouwengestalte uit den wegstormenden wagen springen of vallen, en toen een tweede en toen een derde, en toen nog een die springen wilde, maar op 't laatste oogenblik met ruw geweld door twee mannen-armen,--van Smul--werd achteruitgetrokken en binnen in den wagen neergesmakt.--Meer zagen zij niet. De wagen was donderend om den hoek van den landweg tusschen het sulfergeel-blikkerend koren verdwenen, en plotseling, met rauw gegil, stormden zij hem allen achterna. * * * * * Rozeke, de laatste der vier, op den weghollenden wagen gebleven meisjes, lag half bewusteloos, plat op den plankenbodem, in de dunne laag zaadkorrels uitgestrekt. De wagen sprong en kraakte, bonsde scheef en schots, nu eens als 't ware schokkend over een berg en dan plots weer neerploffend als in een afgrond; en in het donderend geratel van het onweer en het flitsen van de bliksemstralen hoorde Rozeke aanhoudend een reusachtig snuivend en rythmisch gejaag, alsof een machtige, schor-hijge
PREV.   NEXT  
|<   32   33   34   35   36   37   38   39   40   41   42   43   44   45   46   47   48   49   50   51   52   53   54   55   56  
57   58   59   60   61   62   63   64   65   66   67   68   69   70   71   72   73   74   75   76   77   78   79   80   81   >>   >|  



Top keywords:
slijters
 

springen

 

mannen

 
paarden
 
onweer
 
donderend
 

laatste

 

werden

 

Rozeke

 

plotseling


zaadkorrels
 
landweg
 

achter

 

rukkend

 

oogenblik

 

hobbelenden

 

ratelenden

 

waarop

 

achteruitgetrokken

 

geweld


leidsman
 

hoorden

 

vrouwengestalte

 
geschokt
 

korten

 
halfduister
 
binnen
 

schrillen

 

geslingerd

 

wegstormenden


tweede

 

vrouwen

 
vallen
 
elkaar
 

enkele

 
neerploffend
 

afgrond

 

schokkend

 

schots

 

scheef


geratel

 

flitsen

 
gejaag
 

machtige

 
rythmisch
 
snuivend
 

bliksemstralen

 

hoorde

 
aanhoudend
 

reusachtig