e say? Why do they laugh for?" vroegen de Engelsche.
Maar de Krommen Bulcke liet zich door hun spotten niet uit het veld
slaan. Hij was ontroerd en hij was dronken, en plotseling kwam hij
waggelend en hinkend naar het viertal toe, en barstte daar voor hen in
tranen uit, klanken krabbelend, die niet meer te verstaan waren.
"Why does he cry now!" riepen verbaasd de Engelsche.
Maar al de andere slijters lachten en schaterden steeds luider om den
Krommen Bulcke, die niet meer tot bedaren was te brengen, en nu
volstrekt in zijn vuile, natte hand, de fijne hand van den heer poogde
te drukken.
"Hij'n wilt ou smeirige peuten niet!... dat't nog van 'n meiske woare!"
spotte Vaprijsken, die de blikken van den jongen man op Irma Pese wel
gemerkt had. En hij riep naar de dikke deerne:
"Toe, Irma, gee gij hem e-kier 'n handsjen!"
Maar de bezoekers hoorden 't niet; zij trokken zich langzaam voor de
penibel wordende emotie van den Krommen terug, met vriendelijke
glimlachjes en knikjes, als goede vorsten, die hun trouwe onderdanen met
een weldadig bezoek hebben vereerd. Mejonkvrouw Anna klopte Rozeke in 't
voorbijgaan vriendelijk op den schouder en glimlachte ook welwillend en
als 't ware goedkeurend naar Alfons. En ook de twee stijve, magere
Engelsche glimlachten en knikten nog eens apart voor Rozeke en Alfons;
en weg waren ze, voorzichtig schrijdend door de modder, dwars over 't
weiland naar den landweg, in de richting van 't kasteel.
Nauwelijks waren zij uit zicht, of al de vrouwen begonnen verward en
ondereen te snateren. Zij hadden 't tegelijkertijd over de mooie
kleeren, over de twee leelijke, magere Engelsche, over die schoone,
lieve jonkvrouw Anna en over den milden heer dien zij nog nooit te voren
gezien hadden.
"Doar zilt-e van heuren! da es mejonkvreiw Anna's lief!" riep opgewonden
Irma Pese.
"Ge zoe't gij meschien zijn lief wille zijn!" gekte Vaprijsken.
Luid moesten zij allen giegelen en schateren.
"'k Weinsche dat ik 't heure woare!" riep de Seissekoker.
"O gie leulijke vuilbek!" schimpten de vrouwen.
Zij babbelden daar nog druk over na en kwamen tot de conclusie dat het
waarschijnlijk toch wel was zooals Irma zeide: jonkvrouw Anna's lief.
Zij vonden hem een mooien, flinken man, en wat moest hij schatrijk zijn
om zoo maar ineens twintig frank ten beste te geven.
"En ienen die de meiskes geire ziet es 't euk!" riep oude Sieska.
"Joa? joa?... woaraan zie-je gij da, Sieska?" schaterden zij.
|