het absolutistisch-feudale Frankrijk: zij veroordeelde het boek
zonder het gelezen, en vonniste den schrijver zonder hem verhoord te
hebben. Het drijven der fransche regeering was hieraan niet vreemd.
De daad van Rousseau wekte natuurlijk algemeen opzien. Gelijk meer
gebeurt, gaf het scherpe en doortastende optreden van den boven anderen
uitstekenden enkeling, het sein tot de bewustwording van langgekropte
grieven bij de massa. De kleine burgerij ontwaakte tot het besef van de
machts-misbruiken, waaraan de Kleine Raad zich schuldig maakte, en de
strijd voor herstel van het onrecht aan Rousseau gepleegd, werd tot
een onderdeel van de worsteling voor herstel van de oorspronkelijke
machtsbevoegdheden der burgerij. Deze bevoegdheden bestonden, zooals de
lezer zich zal herinneren, voornamelijk uit het recht om vertoogen te
richten tot de regeering, die dan door de algemeene vergadering
behoorden onderzocht te worden. In den loop der jaren had de Kleine Raad
zich meer en meer het recht aangematigd, zulke vertoogen voor
kennisgeving aan te nemen. Dit verstond men onder het "droit negatif,"
dat het groote strijdpunt tusschen de aristokratie en de demokratie
vormde. Het vertoog, door een groep burgers in den zomer van 1763 ter
zake van Rousseau tot den Kleinen Raad gericht, beantwoordde deze eerst
met vage, niets-zeggende verklaringen; toen de burgers aanhielden en
naarmate hun vertoogen dringender werden, werden de antwoorden der
regeerders onbeschofter, tot ten slotte de vertoogers zich genoopt
voelden de vraag te stellen: "Of de Kleine Raad zich aanmatigde, ieder
vertoog zonder het te onderwerpen aan de algemeene vergadering der
burgers, af te wijzen, dat wil zeggen, in werkelijkheid het recht van
vertoog af te schaffen." Daarmee had de bijzondere zaak van Rousseau
zich opgelost in het brandende strijdpunt der inwendige politiek: zijn
naam werd de vaan, waarom heen zich de klassen en klassen-deelen
schaarden, die herstel der oude demokratische instellingen begeerden.
Het waren: een kleine fraktie der hoogere bourgeoisie, de breede
middenstand en de volksklassen; verder een deel der intellektueelen, in
de eerste plaats de jongere predikanten, die min of meer beinvloed waren
door de nieuwe ideeen van verdraagzaamheid en neigden tot het liberale
protestantisme. Tegen Rousseau verklaarden zich de machten van het
behoud: de Kleine Raad, waarin de aristokratische geslachten zaten en
grootendeels ook de Groote Raad der Tweehonderd,
|