normale tijden, wanneer de revolutionnaire exaltatie een droom schijnt
en de revolutionnaire chaos een nachtmerrie, de revolutie zelve even
verschrikkend als onreeel. Nu dat onreeele de werkelijkheid van elken
dag en die verschrikking gemeenzaam was geworden, had de angstige
behoedzaamheid afgedaan die hem nooit verliet: die leek nu het
onwezenlijke, onbegrijpelijke. Maar de essensie van zijn wil, ontdaan
van wat aan hen die volbrachten waarvan hij gedroomd had, waardelooze
bijkomstigheden schenen--al had hij dit anders gevoeld--was ook de
hunne: den wil tot menschengelijkheid en tot vrijheid van den mensch.
Daarom vereerden zij in hem hun grooten voor-willer en voor-denker, en
toen zij de "Rechten van den Mensch,"--gelijk zij die meenden uit het
wezen van den mensch te volgen, eeuwig te zijn en onveranderlijk,
--afkondigden, ze opstelden aan den gevel van het gebouw der constitutie
van '93, ontleenden zij de gedachte-wendingen en de uitdrukking haast
letterlijk aan het beroemde geschrift van hun grooten meester, dat hun
staatkundig evangelie was.
In die dagen, dat de revolutionnaire spanning tot 't hoogst was gestegen,
dat de meest-revolutionnaire burgerlijke groep het gezag in den staat
uitoefende, poogden de stoutmoedige kleinburgers die Frankrijk regeerden,
den droom van hun meester te verwezenlijken op staatkundig, op sociaal en
op godsdienstig gebied.
Robespierre, een dorre en ondichterlijke Rousseau, door den greep der
revolutie gevoerd op paden waar Rousseau van huiverde, voelde zich de
uitvoerder zijner gedachten, de incarnatie van zijn stelsel. In de
staatkunde streefde hij naar den regeeringsvorm die elks vrijheid het
best zou verdedigen tegen de aanrandingen van allen en naar een
groepeering der burgers, die deze het best in staat zou stellen de
regeering te bewaken en elke overschrijding van hare bevoegdheden te
keeren. Op sociaal gebied proclameerde hij--ofschoon zich kantend tegen
iederen maatregel in communistische richting--de plicht van den staat om
de gelijkheid der burgers te bevorderen en de weelde te bestrijden; het
recht van zieken gebrekkigen en nooddruftigen op hulp van staatswege en
dat op arbeid van alle burgers. Op religieus gebied verdedigde hij de
vrijheid van godsdienst tegen het aanvallend materialisme van den
Parijschen gemeenteraad, maakte den plechtigen eeredienst van het
opperwezen tot een republikeinsche instelling, ankerde de gezindheid van
den deugdzamen burger, den vrijheidsl
|