ht, een ideaal van vele
levensverhoudingen; daarom straalde zijn invloed uit naar vele sferen
van het menschelijk leven. Zijn denkbeelden over den aard van het kind
en de vorming van kinderen tot menschen zijn in latere geslachten
overgegaan en een deel van ons wezen geworden, evenals zijn staatkundige
idealen, zijn verinnerlijking der levensbeelding en zijn natuurgevoel
dat zijn.
De voortgang van zijn opvoedingsleer, haar doordringen in de theorie
maar vooral in de praktijk is telkens onderbroken geworden door
reaktionnaire vlagen, zij werd tegengehouden en belemmerd door de
inrichting der maatschappij. De klassentegenstellingen maakten den
dwang- en de africhting waartegen hij zich gekeerd had noodig, zij
bestendigden die in andere vormen, evenals het ingieten van de
grootst-mogelijke hoeveelheid kennis ten koste van de lichamelijke
ontwikkeling en van het karakter, die hij uit de opvoeding had willen
bannen. De klassentegenstellingen verhinderden dat de opvoeding werd
zooals hij gedroomd had: een oefening in zelfstandig doen en zelfstandig
denken, want voor de rustige heerschappij der meesters was het van veel
belang dat de hersens van het kind vroeg verwrongen werden en
gefatsoeneerd in het pantser der godsdienstige of nationalistische
dogma's. De burgerlijke maatschappij kon geen zelfstandig-denkende
proletariers gebruiken, zij had behoefte aan gedweee, buigzame knechten.
Zoo komt het, dat tot op den huidigen dag de opvoedingsleer van
Rousseau, ofschoon in algemeene trekken sedert lang aanvaard door de
wetenschap der paedagogie, een onvervuld denkbeeld is gebleven. Hier en
daar, broks- en stukswijze, wordt zij toegepast, maar de _algemeene_
toepassing, dat is de hervorming van het onderwijs in den zin van
doelbewust geleide zelf-werkzaamheid met lichamelijken arbeid tot basis,
blijft uit en zal uitblijven, tot de arbeiders den staat zullen hebben
veroverd en naar hunne behoeften, dat is socialistisch, ingericht.
Rousseau was geen socialist, zelfs niet in de meest vage beteekenis.
Zijn denken op sociaal gebied overschreed de grenzen niet van zijn tijd
en van zijn klasse, dat is de grenzen der klein-burgerlijke produktiewijze
en produktieverhoudingen. Maar omdat haat voor onderdrukking en uitbuiting,
liefde voor vrijheid en gelijkheid zoo groot, zoo sterk, zoo vurig, zoo
allesbeheerschend in hem was op 't hoogtepunt van zijn leven, dat hij de
vrije wilden, machteloos tegenover de natuur, verkoos boven de heeren en
|