erd bestemd
behalve door ieders persoonlijken aanleg, omgeving en levensloop, door
de geschiedenis, de traditie, en den ekonomischen, socialen en
politieken graad van ontwikkeling der nationale gemeenschap waartoe zij
behoorden. Maar allen, ook zij die onderling het meest verschilden en
elkaar het heftigst bestreden, hadden tegenover hun voorgangers,
tegenover de literatuur van een vorig tijdperk, gewichtige trekken
gemeen. Zij hadden gemeen de kleuriger, rijker taal, die geen woord en
geen uitdrukking als laag of onedel uitsloot en versmaadde, de afkeer
van doode regelmaat en konventioneele schema's, de hartstochtelijke
liefde tot het leven, tot al zijne verschijnselen. En al deze trekken,
die zij onderling gemeen hadden, hadden zij ook gemeen met hun aller
geestelijken stamvader, den stamvader van de moderne burgerlijke
literatuur, van de lyrische poezie en den naturalistischen roman, van de
psychologische analyse en het sensitivisme: den schrijver der "Nouvelle
Heloise," der "Confessions" en der "Reveries."
Van alle deze afstammelingen, deze groote bonte familie van 19e eeuwsche
schrijvers en dichters, is er een in wien verscheiden der meest
wezenlijke trekken van den stamvader terugkeeren als bij geen der
anderen. Gelijk Rousseau vereenigt hij zinnelijken aanleg en innigheid
van gemoed met scherpte van ontledend denken en met een verwonderlijke
gave, de halfbewuste gewaarwording naar het licht der bewustheid omhoog
te beuren. Hij noemde zichzelf de discipel, Rousseau zijn meester. Maar
doordat de discipel Tolstoi een gezonder, forscher en klaarder
fysio-psychischen aanleg van de natuur had mee gekregen dan de meester
Rousseau, en doordat de discipel opgroeide in een sociaal milieu, dat in
tegenstelling tot de kleinburgerlijke sfeer waarin Rousseau wortelde de
sociale neigingen boven de individualistische stelde, sterk beinvloed
gelijk het was door de tradities van het agrarisch communisme en het
communistisch-gezinde oer-christendom, daardoor volbracht Tolstoi wat
Rousseau niet vermocht: beelden te maken, niet slechts van zijn eigen
lichamelijk-geestelijke ervaringen en zijn eigen aspiraties en idealen
te projekteeren in enkele gestalten, maar een beelden-galerij te
scheppen van de mannen en vrouwen van een geheel tijdperk, hunne
gestalten doordringend met de gleur van zijn zedelijke idealen en de
eigenheid van zijn wezen.
* * * * *
Rousseau had een Beeld voor de menschen opgeric
|