n, dat hem maar matig
voldeed, te bespreken. Hij deelde hun echter niet mede dat hij zelf reeds
in alle stilte een antwoord had gereedgemaakt. Voor vriend en vijand
onverwacht verschenen de "Lettres de la Montagne" (Brieven uit de Bergen)
op 't einde van het jaar: het geheim was tot het laatst toe goed bewaard
gebleven.
De "Brieven uit de Bergen" zijn het polemisch meesterwerk van Rousseau,
en tevens het werk waarin hij 't meest zijn slagen richt, niet tegen
regeerings-willekeur, priester-dwang en onverdraagzaamheid in 't
algemeen, maar tegen een bepaalde kerk: de kalvinistische; en een
bepaalde regeering: de aristokratische van Geneve. Twee van deze brieven
zijn gewijd aan 't weerleggen van de beweringen van Tronchin omtrent de
"gevaarlijkheid" van den "Emile" en de "Contrat Social;" hij analyseert
daartoe beide werken uitvoerig. In drie brieven toont hij de
onwettigheid zijner veroordeeling aan en gaat hij na, welke loop de wet
voorschreef te volgen, met voorbeelden aan de rechtspleging van Geneve
ontleend. Twee verdere brieven zijn grootendeels gewijd aan een kritisch
onderzoek van de wonderen en het wondergeloof; eveneens twee aan een
beschouwing over den toestand der republiek Geneve en der brandende
politieke kwestie: het "droit negatif." Deze beschouwing gaf Rousseau
gelegenheid tot een uitmuntende historische uiteenzetting over de wijze,
waarop de stedelijke aristokratie, zonder den vorm der regeering te
veranderen, in den loop der tijden aan de burgerij haar oude rechten
ontfutseld en zich van de staatsmacht meester gemaakt had.
De "Brieven uit de Bergen" bevatten brandstof genoeg om Geneve in
lichtelaaie te zetten. Rousseau verklaarde zijn geloof voor het ware
protestantisme; hij beschuldigde de protestantsche geestelijkheid van
door kleingeestigheid, onverdraagzaamheid en vormendienst, de echte
beginselen der gereformeerde religie vertroebeld te hebben. Het beginsel
dezer religie was volgens hem niets anders, als de grootst mogelijke
vrijheid van kritiek en onderzoek: "Toen de hervormden de roomsche kerk
verlieten, ... vroeg men hun, uit kracht van welk gezag zij het oude
geloof verzaakten; zij antwoordden uit kracht van hun eigen gezag, hunne
rede.... Het eenige wat hen verbond was, dat zij allen elk hunner
erkenden als een bevoegd rechter over zich zelven.... De vrije
interpretatie der schrift houdt niet enkel het recht in voor elkeen,
om haar te verklaren naar zijn eigen meening, maar ook om te mogen
t
|