FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   188   189   190   191   192   193   194   195   196   197   198   199   200   201   202   203   204   205   206   207   208   209   210   211   212  
213   214   215   216   217   218   219   220   221   222   223   224   225   226   227   228   229   230   231   232   233   234   235   236   237   >>   >|  
wijfelen aan wat ons twijfelachtig voorkomt en onbegrijpelijk te mogen vinden, wat wij niet begrijpen." Zoo verhief Rousseau de vrijheid van het individu in geestelijke zaken boven het gezag der kerk en de uitspraken der synoden. Dit modern-individualistisch standpunt moest natuurlijk hetzij door een langen strijd _in_ de kerk tegen de kerkelijke machtdragers veroverd worden, of tot treden _uit_ de kerk leiden; de rechtzinnige predikanten bestreden het als een afschuwelijke ketterij. Niet minder fel viel Rousseau in de "Brieven uit de Bergen" de politieke machthebbers aan. Hij beschuldigde de leden van den Kleinen Raad van despotisme, verweet hun de wetgevende en uitvoerende funkties op onwettige wijze te vereenigen en aan niemand rekenschap te geven van hun gedrag. Scherp richtte hij zich tegen de aristokratische partij. "Alles," schreef hij, "wat door omkooperij en kuiperij geschiedt, geschiedt bij voorkeur ten voordeele van wie regeeren, en dit kan niet anders. List, vooroordeelen, eigenbelang, vrees, hoop, ijdelheid, een schijn van orde en tucht, alles komt bekwame lieden die 't gezag in handen hebben en de kunst verstaan het volk te bedriegen, ten goede. Wanneer het er om gaat, handigheid tegen handigheid, en krediet tegen krediet uit te spelen, welk een voordeel hebben dan niet in een kleine stad de eerste geslachten, altijd verbonden tot heerschen, met hun vrienden, hun beschermelingen hun kreaturen, vereenigd met de macht van den raad, om de eenvoudige burgers die hen 't hoofd bieden te verpletteren?" Tegenover deze heerschzuchtige en zelfzuchtige aristokratie, steunend op het gepeupel, stelde hij de breede laag der burgers, de middenstand, "die zich tegen de machtigen verheffen voor de handhaving der wet." "Ten allen tijde is dit de taak geweest van den stand tusschen de rijken en de armen, tusschen de regeerders en het gepeupel. Deze stand, samengesteld uit lieden vrijwel gelijk in fortuin, in staat, in kennis, is noch hoog genoeg om zich macht aan te matigen over anderen, noch laag genoeg om niets te verliezen te hebben. Hun groot en gemeenschappelijk belang is dat de wetten gehandhaafd, de overheid geeerbiedigd worde, dat de constitutie onveranderd blijve en vrede heersche in den staat.... Dit is het gezondste deel der republiek, het eenige waarvan men zeker is dat het algemeen welzijn zijn doel is. Daarom ziet men altijd in hun gemeenschappelijk optreden de eerbaarheid, de ingetogenheid, de achting en de on
PREV.   NEXT  
|<   188   189   190   191   192   193   194   195   196   197   198   199   200   201   202   203   204   205   206   207   208   209   210   211   212  
213   214   215   216   217   218   219   220   221   222   223   224   225   226   227   228   229   230   231   232   233   234   235   236   237   >>   >|  



Top keywords:

hebben

 
gemeenschappelijk
 

burgers

 
Rousseau
 
genoeg
 

geschiedt

 

gepeupel

 

handigheid

 
tusschen
 
altijd

lieden
 

krediet

 

verheffen

 

zelfzuchtige

 

aristokratie

 

machtigen

 

middenstand

 

eerste

 
breede
 
stelde

steunend

 

geslachten

 

vrienden

 

beschermelingen

 

kreaturen

 

vereenigd

 
heerschen
 
verbonden
 

spelen

 
voordeel

handhaving

 
bieden
 

verpletteren

 
Tegenover
 
eenvoudige
 

kleine

 
heerschzuchtige
 

vrijwel

 

gezondste

 
heersche

republiek

 

eenige

 

blijve

 

geeerbiedigd

 

constitutie

 

onveranderd

 
waarvan
 

eerbaarheid

 

optreden

 

ingetogenheid