de wereld en haar
strijd te vergeten, rust en innerlijken vrede te winnen. Maar een mensch
vindt niet altijd rust en vrede omdat hij ze verlangt, vooral niet,
wanneer zijn zenuwstelsel ernstig is aangedaan. In 't geval van Rousseau
was aangeboren overgevoeligheid en gebrek aan zelfbeheersching door de
onverstandige opvoeding die zijn vader hem gaf en door het tuchtelooze
bestaan zijner jongelingsjaren erger geworden. Het leven te Parijs, in
een omgeving die hem ergerde en antipathiek was, had zijn zenuwen zeer
geprikkeld. Daarop waren jaren gevolgd van overmatige geestelijke
inspanning en bijna voortdurend lichamelijk lijden. De grievende
behandeling, hem door Mme d'Epinay en zijn andere oude vrienden
aangedaan, de zenuwschokkende vlucht na de "Emile," de spanning van den
tijd der laatste worsteling in Motiers, de catastrophe die aan zijn
verblijf daar een einde maakte,--alles had er toe bijgedragen zijn
evenwicht al meer te verstoren.
En nu voegde zich daarbij het overgeplant worden in een vreemd land en
een vreemde omgeving, tusschen menschen die hij niet verstond. In zijn
eenzaamheid drongen geruchten door over de voor hem onbegrijpelijke
handelingen van Hume, hiervoor reeds vermeld; hij bracht die in verband
met enkele dingen, die al eerder zijn argwaan hadden gewekt: een
onderzoekenden blik, een woord in den slaap gemompeld, nietigheden, die
zich vasthaken in een ontwricht gemoed. Hij wist dat de engelsche pers,
na hem eerst hartelijk te hebben verwelkomd, zich thans af en toe
spottende opmerkingen veroorloofde over de zonderlingheden van den
beroemden gast. In een biographisch artikel had men hem de zoon van een
muzikant genoemd: hij voelde dat als een beleediging die hem buiten zich
zelven bracht. Het was duidelijk: zijn vijanden hadden zich van Hume
bediend als een werktuig om hem uit Frankrijk weg te lokken; Hume was
een valsche vriend, een verrader, hij zette de publieke opinie in
Engeland tegen hem op.
Brieven uit Zwitserland hielden het gevoel van voortdurend belaagd te
worden door een ring van vijanden, in hem levend. De leiders der
Geneefsche demokratie stonden in geregelde briefwisseling met hem, en
wat zij meldden moest hem uitermate prikkelen. Voltaire bleef tegen hem
ageeren, hij had een nieuw schotschrift uitgegeven, waarin Rousseau
wederom op de vuilste wijze belasterd werd. Tegen dit alles was hij
niet bestand; hij voelde zich glijden naar den afgrond der verstands-
verbijstering; hij deed wanho
|