okraten" van den Kleinen Raad.
Een jaar lang hield hij het in Trye uit. Maar de eenzaamheid die hij zoo
had nagejaagd toen ze hem vlood, drukte hem al ondragelijker, nu hij ze
had gewonnen. Hij schreef aan een vriend, dit leven niet langer te
kunnen uithouden: hij werd vervolgd door droeve herinneringen, hij
hunkerde naar wat afleiding, naar weer eens muziek te hooren. Onverwacht
vertrok hij, in Juni '68. Aan den prins schreef hij een vagen brief van
dankbetuiging, maar de houding der bedienden noopte hem 't kasteel te
verlaten. Op zijn herhaald aandringen was juist te Parijs alles voor hem
gereed gemaakt: hij zou daar terugkomen en in den Temple zijn intrek
nemen. La Roche, de oude getrouwe kamerdienaar van de hertogin van
Luxembourg, was al op weg om hem af te halen. Misschien overviel hem
weer een aanval van angst en meende hij dat men hem naar Parijs wou
terug brengen om hem aan zijn vijanden over te leveren. Hij trok--alleen
ditmaal, Therese bleef voorloopig in Trye, de verhouding tusschen hen
was niet erg goed in dien tijd--naar Zuid-Frankrijk; wellicht dreef de
macht der jeugdherinneringen hem in de richting van Chambery. In Lyon
bleef hij een poosje; daarvandaan schreef hij aan du Peyrou, (hij had
aan den Amerikaan zijn papieren te bewaren gegeven) om dien te verzoeken
hem 't klad te willen opsturen van 't vervolg op den "Emile," waaraan
hij in Montmorency begonnen was. Dat hij weer wilde gaan werken aan iets
anders als de "Bekentenissen" bewijst, hoe zeer hij verlangde uit zich
zelf te komen. Hij zocht oude kennissen op en maakte nieuwe, hij
botaniseerde veel, o.a. met Mevrouw Delessert, die hij vroeger in
Yverdun gekend had; zij had een intelligent, weetgierig dochtertje, en
als leiddraad voor de moeder, die verlangde haar kind in de wonderen der
natuur in te wijden, schreef hij haar eenige "Brieven over botanie" die
een uitstekende populaire handleiding over de beginselen van deze
wetenschap bevatten.
Hij zag te Chambery zijn ouden vriend Conzie terug en bezocht er het
graf van Mme de Warens. Maar bij zijn omzwervingen had hij in Grenoble
een avontuur gehad, dat zijn waanvoorstellingen weer met verdubbelde
hevigheid deed opkomen. Een man aldaar, gelijk later bleek een oude
galeiboef, beweerde dat hij zeven jaar geleden aan Rousseau een kleine
geldsom geleend had, die deze hem nooit had teruggegeven. Rousseau
bracht dit voorval natuurlijk direkt in verband met 't wijdvertakte
complot, waarvan hij 't slachto
|