ging; hij vond den eenen waarachtige niet.
Helaas!--om hem heen leefden duizenden, die hem liefhadden en vereerden,
die zijn levensleer in zich hadden opgezogen, voor wie zijn denken en
voelen, zijn idealen, het brood hunner dagen was, de lamp hunner
nachten. De encyclopedisten en hun aanhang waren tegen hem, en sommige
invloedrijke coteries van de groote wereld waren tegen hem, maar 't
jonge, opgroeiende Frankrijk was voor hem, 't denkende, voelende,
willende Frankrijk: de breede scharen der burgers en intellektueelen, en
ook vele der aanzienlijken. Zijn naam was nog een voorwerp van strijd,
maar bij den dag won hij, de vloed die opkwam droeg hem omhoog.
Overal, in Parijs en buiten Parijs in de provincie, groeide een geslacht
op van mannen en vrouwen die nieuwe levenswaarden erkenden, naar nieuwe
beginselen handelden en bezield waren door een nieuwen wil. Zij
bereidden zich voor, in alle stilte, in studie en nadenken, in strenge
zeden, in een eerbaar huiselijk leven, in liefde voor eenvoud en deugd
en natuur, om den strijd te voeren tegen de maatschappelijke orde die
hij haatte, voor instellingen en zeden gelijk hij verheerlijkt had. Zij
bedronken zich aan zijn idealen van deugd en onbaatzuchtigheid, zij
spraken veel over hun gevoelige harten; somtijds herhaalden zij met een
vreemde fonkeling in de oogen de uitspraken van het "Contrat Social,"
dat alle menschen vrij waren geboren, dat enkel laaghartige slaven
glimlachen bij het woord vrijheid, dat het volk, de massa der burgers,
niet dwalen kan. Zij voerden meest een arbeidzaam eenvoudig leven, zij
versmaadden de praal en de valsche genoegens der wereld; zij zonnen veel
na hoe de staat ingericht moest worden om de grooten in toom te houden
en de kleinen te helpen; zij waren goed, sterk en zuiver, die jonge
mannen en vrouwen, vol zelfopofferende neigingen, vol moedig willen, als
menschen zijn die worden omhoog gestuwd door den grooten stroom der
maatschappij. Zij voelden dat de omkeer naderde en dat hun tijd kwam.
Overal in het land werd het vol van zulke mannen en vrouwen in de
kringen der grootere en kleinere burgers: er waren er al velen toen hij
stierf. Er woonde een jong meisje in Parijs, lieftallig als een engel,
schrander en hoog van gemoed, de trots harer ouders; zij zwoer in
zichzelve als Julie de deugd lief te hebben, maar ook de liefde; kuisch
te leven, een ster voor wien zij liefhad, met haar fonkeling hem op te
heffen, te bezielen tot heldhaftige deugd.
|