eren,--hadden een
gemeenschappelijk belang: de heerschappij van het absolute koningschap,
den adel en de geestelijkheid te breken. De burgerlijke staat, dien zij
voor het oude regiem in de plaats wilden stellen, verscheen hun als het
ideaal van vrijheid en gelijkheid; de moed, om elk persoonlijk belang op
het spel te zetten, het leven zelf te wagen; de kracht om de aanvallen
der kontra-revolutie, der legerscharen van half Europa af te weren,
vonden zij in hun overtuiging van de rechtvaardigheid en de heiligheid
van hun zaak, in den gloed van hun liefde tot het vaderland--dat hun
vaderland werd nu de tyran gevallen was en de landheeren gevlucht waren.
Uit Rousseau hadden zij geleerd hoe die nieuwe staat, hun staat,
ingericht moest worden naar de eischen der rechtvaardigheid; uit
Rousseau hadden zij gelezen dat hun wil goed en recht, deugdzaam en
heilig was; hij had uitdrukking gegeven aan wat in hen gistte, hij had
hun groote algemeene belangen, hun klasse-belangen, gezet in den
stralenkrans van zedelijke schoonheid. Omdat hij dit gedaan had, hadden
zij hem lief en vereerden zij hem boven een ander revolutionnair
schrijver, zelfs boven Voltaire. Zij dronken kracht en standvastigheid
uit hem, lust tot groote daden, levensvreugde en stervensmoed.
De tegenstellingen in den schoot van den "Tiers Etat," d.w.z. van de
burgerlijke, de niet-adellijke klassen, kwamen eerst aan het licht in
den loop der revolutionnaire worsteling, naarmate deze verschillende
klassen, onder den naam van "derden stand" saamgevat, al strijdend
bewustzijn verwierven van hunne bijzondere en vaak tegenstrijdige
belangen. Rousseau had geleefd en geschreven in een tijd, dat die
tegenstellingen nog verborgen waren. Daarbij kwamen in hem, door
afstamming en levensloop, zoowel meer groot- als meer kleinburgerlijke,
en ook wel proletarische neigingen tot uiting, al was de overheerschende
richting van zijn voelen, willen en denken beslist kleinburgerlijk. Uit
't een en 't ander volgde, dat zijn werken niet de verkondiging der
speciale belangen van een bepaalde groep uit den "derden stand," niet
de verheerlijking van bijzondere aspiraties, maar de verdediging en
verheerlijking van wat aan den geheelen derden stand gemeen was,
bevatten. Er volgde tevens uit dat zijn geschriften rijk waren aan
tegenspraak en tegenstrijdigheid, aan vage uitspraken, aan schommeling
tusschen meer radikale en meer konservatieve neigingen.
En juist dit algemeene, dit betrekkelijk-o
|