e die van buiten, maar
door de overspanning waarin hij verkeerde was hij op den dag dat hij
voor moest komen alles vergeten. Hij zond toen een verdedigend schrijven
aan den kerkeraad, waarin hij o.a. verklaarde, dat God alleen bevoegd
was om over zijn geloof te oordeelen. De stemmen staakten; de
ambachtsheer die de vergadering bijwoonde wist gedaan te krijgen dat de
zaak aan de wereldlijke overheid onderworpen werd. De autoriteiten van
Neuchatel hadden van hoogerhand bevel gekregen het dringen der
predikanten te weerstaan, daarbij zaten in den Raad van het vorstendom
verscheidene vrienden van Rousseau: de Raad onthief hem van de
jurisdiktie van den kerkeraad en veroorloofde den herdruk der "Brieven
uit de Bergen." Voor de barsche vermaningen van Frederik de IIde kropen
de domine's in hun schulp: de "eerwaardige klasse" besloot, protest
aanteekenend tegen de aanranding der kerkelijke rechten door den vorst,
om Rousseau "aan zijn dwalingen over te laten."
Hij had overwonnen, maar tot welken prijs! Het despotisme, en nog wel het
despotisme van een vreemden heerscher, had hem beschermd tegen de wettige
demokratie der kerkelijke organisatie, waartoe hij vrijwillig behoorde;
het recht van den sterkste, dat hij eenmaal had verklaard geen recht te
zijn, handhaafde hem tegen den volkswil, waarvan hij had geschreven, dat
die niet dwalen kon. Zijn individualisme, zijn vrijheidsdrang, zijn
onbuigzaam-staan voor wat hij als waarheid erkende, de fierheid en stoere
onverzettelijkheid die het beste waren van zijn wezen, hadden hem in
konflikt gebracht met het demokratisch beginsel dat hij vurig aanhing,
zijn leven lang. Tragisch was dat konflikt, tragisch zijn ondergang, wijl
onvermijdelijk en niet zonder schuld.
Sedert de verschijning der "Brieven uit de Bergen" den storm tegen hem
hadden opgeroepen, werd hij ellendig heen en weer geslingerd. Zijn
gemoed, gelijk zijn brieven uit dien tijd het weerspiegelen, was een en
al wankelheid.
Hij wou gaan, hij wou blijven; de nabijheid van Geneve verontrustte en
benauwde hem; hij zou in geen geval meer antwoorden, hij zou doorgaan
met schrijven. Hij zocht in de buurt naar een andere woonplaats, maar
vond niets geschikts; hij dacht er over, naar Venetie de wijk te nemen,
"waar het klimaat en de inkwisitie allicht zachter zouden zijn dan in
Zwitserland" (een grapje, dat hij tegen al zijn vrienden herhaalde); hij
dacht over Engeland, over Potsdam, over Korsika, waarheen bewonderaars
hem hadd
|