eau's stijgende vermaardheid. Voltaire werd verteerd door nijd
jegens zijn groote mededinger.
Door de verschijning van de "Nouvelle Heloise" en den "Emile" was
Rousseau een ster der eerste grootte geworden, stralend met gelijke
kracht als Voltaire, maar in milder en warmer glans. Voltaire was de
onbetwiste leider en de voornaamste propagandist van het burgerlijk-
revolutionair intellekt in diens strijd tegen de kerk, tegen haar
macht en haar dogma's, en ook tegen wat men de "misbruiken" van
absolutisme en feudalisme noemde. Hij was de helper en beschermer van
hen die door het godsdienstig fanatisme verdrukt en vervolgd werden.
Maar hier lagen de grenzen van zijn invloed: het zou niemand ingevallen
zijn, hem om raad en voorlichting te vragen in intieme, persoonlijke
aangelegenheden.
Rousseau was een even gevierd schrijver als Voltaire, maar nog iets
anders en meer dan dat: de apostel eener nieuwe levensbeschouwing en
eener nieuwe levens-inrichting. De idealen die hij verkondigd had
raakten bijna alle levensverhoudingen. Zoo reikte zijn invloed in alle
sfeeren: die van het staatkundige en van het godsdienstige leven, van
den arbeid en van het gezin. Tot hem wendden zich de onrustige zoekende
zielen, waaraan overgangstijden zoo rijk zijn, met hun twijfelingen en
bezwaren; hij werd de leeken-biechtvader, de levens-voorganger van
velen. Zijn positie was een overeenkomstige, als Multatuli in Nederland
bij het geslacht innam opgroeiend tusschen 1860-1880, en als in onze
eigen dagen Tolstoi internationaal ingenomen heeft.
Natuurlijk verhoogden de geheimzinnigheid en ongewoonheid die Rousseau
omhing, de belangstelling van het publiek voor den grooten schrijver.
Alles aan hem was opzien-wekkend en bevreemdend: zijn verkiezen van
armoede boven afhankelijkheid; zijn hardnekkig afwijzen van wat alle
anderen najoegen: geld, gunsten, eerbewijzen, wereldsch aanzien en
wereldsche genoegens; zijn minachting voor de letteren waaraan hij zijn
leven wijdde en zijn vermaardheid dankte, zijn teruggetrokken leven in
een eenzaam bergdal, zijn zwerftochten in de wildernis der natuur, de
vreemdsoortige kleedij die hij had aangenomen, zijn weglaten in 't
schriftelijk verkeer van de ceremonieuze vormen die de tijd eischte. En
sedert harde en onrechtvaardige vervolgingen hem hadden getroffen, droeg
hij daarenboven, wat Voltaire, omringd van weelde en goede sier in zijn
vorstelijk lustverblijf, hem misschien van alles het meest benijdde: den
ma
|