en, stroomde het bezoekers naar Motiers. Gedurende de
zomermaanden was Rousseau geen dag zeker voor een inval. "Niet meer bij
tweeen en drieen, als in Montmorency, maar bij heele benden van zevenen
en achten komen zij," klaagde hij. In het afgelegen dorp raakte men de
ongenoode gasten niet makkelijk kwijt, zij moesten geherbergd worden,
bleven soms dagen lang hangen. En wat voor menschen waren het vaak! Een
enkele maal bewonderende geestverwanten, mannen van smaak en ontwikkeling;
--in den regel louter nieuwsgierigen, die zijn werken amper kenden, maar
het vreemde beest waarover zoo veel gesproken werd, toch ook eens wilden
zien. Die bezoeken verdroten hem zoo, dat hij om ze te ontvluchten
's zomers zooveel mogelijk van huis ging, de bergen in.
Maar nu Voltaire. In een der "Brieven uit de Bergen," had Rousseau
Voltaire ten tooneele gevoerd als verdediger der verdraagzaamheid en op
hoogst vermakelijke wijze met den ouden spotvogel den draak gestoken,
door zijn eigen spottende betoogtrant na te bootsen. Voltaire, die met
alles en iedereen den gek stak, duldde natuurlijk niet dat een ander met
zijne heiligheid een loopje nam, allerminst Rousseau. Zijn nijd en
wraakzucht braakte hij spoedig na de verschijning der "Brieven uit de
Bergen" uit in een ongeteekend smaadschrift, een der vuilste produkten
die literaire afgunst en beleedigde ijdelheid hebben voortgebracht. "Is
het een geleerde" heette het in dit pamphlet, dat de titel "Le Sentiment
des Citoyens" (De meening der burgers) droeg, "die tegen geleerden in
het veld treedt? Neen, het is de schrijver van een opera en twee
uitgefloten comedies. Is het een deugdzaam mensch, door verkeerden ijver
bedrogen?... Het is een man die de noodlottige gevolgen van zijn
uitspattingen nog aan den lijve draagt, die verkleed als een kermis-
reiziger van dorp tot dorp en van berg tot berg met zich de rampzalige
meesleept, wier moeder hij sterven en wier kinderen hij aan de poort van
een hospitaal te vondeling deed leggen, het aanbod weigerend van een
medelijdende ziel die zorg voor ze wilde dragen, en alle natuurlijke
gevoelens verzakend, gelijk hij die van eer en godsdienst verzaakt....
Komen wij tot wat ons in 't bijzonder aangaat: onze stad, die hij in
beroering wil brengen, omdat hij met de justitie in aanraking is geweest....
Wil hij dat wij elkaar naar de keel vliegen omdat men in Parijs en in
Geneve een slecht boek heeft verbrand?... Wil hij onze constitutie
omverwerpen door haar ve
|