verzettelijkheid van mannen, die
zich voelen in hun recht en zich houden aan hun plicht." Deze breede
laag van de burgerij wekte hij op om tegen een onbeschaamde en
tyrannieke aristokratie voor de handhaving hunner oude rechten te
strijden. "Gij, burgers van een kleinen staat, kunt geen stap doen
zonder uw ketenen te gevoelen. De verwanten, de vrienden, de
beschermelingen, de spionnen van uw meesters zullen in hoogere mate
heerschen dan zijzelven; gij zult noch uw rechten durven verdedigen,
noch uw goederen opeischen, uit angst u vijanden te maken.... Gij zult
satelliet of slachtoffer moeten zijn." Tegenover hen, die van het vaak
bijeenroepen van de algemeene vergadering der burgers gevaar duchtten
voor den staat, tuchteloosheid, anarchie, bracht Rousseau in herinnering
dat de besluiten der algemeene vergaderingen in alle tijden vol wijsheid
en dapperheid waren geweest, nimmer onbesuisd noch lafhartig. "Men heeft
er somtijds gezworen voor 't vaderland te sterven, maar ik tart u er
mij een enkele te noemen, waarin men hetzij lichtvaardig de naburige
mogendheden ontstemd, hetzij voor ze gekropen heeft.... Wat naar ik
geloof van de besluiten van den Kleinen Raad niet valt te zeggen."
Nimmer nog was in Rousseau de taaiheid van den kleinburgerlijken trots,
de onbuigzame wil tot onverzettelijk vasthouden aan verworven rechten en
onrechtmatigen druk te weren, zoo sterk naar boven gekomen. Nimmer had
hij zich zoo ver gewaagd van den droom en de theorie op het gebied van
het reeele leven, nimmer had hij zoo vurig en bezielend aangedrongen op
bepaalde gemeenschappelijke daden....
Maar zij, die er onophoudelijk bij hem op hadden aangedrongen dat hij
hun zou voorgaan in den strijd, verschrikten van de stoutmoedigheid van
zijn aanval. De "Brieven uit de Bergen" wekten een storm in en buiten
Geneve: zoowel de regeerende klasse en haar aanhang, als de predikanten-
bent keerden zich als een man tegen hem. Het boek werd te Parijs, (te
zamen, o ironie, met de "Philosophische Dictionnaire" van Voltaire) in
den Haag en in Geneve in 't openbaar verbrand. Zelfs de vurigste
aanhangers van Rousseau en zijn trouwste vrienden weifelden. Moultou,
de discipel die hem eenmaal geschreven had: "Mijn dierbare meester, ik
wil pogen de voetstappen van Jezus Christus te drukken en de uwen"
lamenteerde nu: "uw boek is een heldenklacht, maar welke invloed
zal het onder ons hebben? God weet of ge het op een dag misschien zult
uitwisschen met uw tranen of
|