of
vermeende geneeskrachtige eigenschappen der plan? ten, en bitter weinig
voor hun gedaante en bouw en hun leven. Rousseau was een der eersten die
in planten belang stelden, niet om het produkt dat zij opleverden, maar
om hun eigen leven. Dat wilde hij kennen, daartoe doordringen. Toen hij
eenig idee begon te krijgen van de voortplantingsorganen der planten was
hij een en al verrukking en enthousiasme. Hij begreep dat een goede
overzichtelijke indeeling een even onontbeerlijk hulpmiddel tot de studie
was, als optische instrumenten: vandaar zijn bewondering voor Linnaeus,
die toen in Frankrijk door een bekrompen vak-chauvinisme algemeen werd
verguisd. Zijn demokratische neigingen deden hem probeeren om de
plantkunde, toen nog uitsluitend studieobjekt van de vakmenschen, te
populariseeren. Hij drong er bij de geleerden op aan, zonder resultaat
natuurlijk, dat zij in hun handleidingen de grieksche en latijnsche termen
door fransche zouden vervangen en algemeen verstaanbaar schrijven, gelijk
hij zelf deed in zijn "Brieven over de elementen der botanie." Hij spoorde
de leeken aan tot het aanleggen van herbarien, van gekleurde teekeningen
voorzien, zooals hij die zelf vervaardigde.
Rousseau, die bij zijn tijdgenooten den zin wekte voor het bewonderen
der natuur, het genot van 't buiten-wonen, de poezie der bergen, was ook
een der eerste natuur-onderzoekers die de leeken den weg wees hoe door
waarneming en onderzoek het organisme der natuur te leeren begrijpen,
die natuurkennis beschouwde als de zaak van allen, niet van
specialiteiten alleen. Zoo is hij ook op dit gebied een baanbreker
geweest, een voorganger op de banen der moderne wereldbeschouwing.
* * * * *
Van uit Motiers had Rousseau aan Frederik II geschreven, om hem verlof
te vragen in het vorstendom Neuchatel te wonen; ook wendde hij zich tot
den gouverneur van Neuchatel, een Schot, Lord Keith, in Zwitserland
doorgaans bij zijn titel Milord Marechal genoemd, en riep diens
bescherming in. Frederik beval aan Lord Keith den vluchteling zooveel
mogelijk ter wille te zijn; hij liet hem ook een jaargeld aanbieden.
Rousseau weigerde, getrouw aan zijn beginsel van onafhankelijk te willen
zijn en niet door gunsten gebonden. Zoo weinig werd dit beginsel
begrepen, dat toen de Malesherbes, waarmee Rousseau in briefwisseling
was gebleven, hem verzocht om ten zijnen behoeve een herbarium aan te
leggen, de fransche edelman slechts met de grootste
|