had hij gedaan, om de menschheid het
heil te brengen, haar den weg naar geluk en deugd te openen. En tot loon
was hij uitgeworpen als een volksverleider en een goddelooze; niet enkel
de absolute regeeringen en de roomsche kerk verdoemden hem, maar zijn
eigen vaderstad, die hij altijd in kinderlijke liefde had aangehangen
en verheerlijkt en andere staten tot voorbeeld gesteld. Dat smartte en
wondde hem dieper dan iets wat hij nog had doorgemaakt. Het was een
te zware slag voor hem: van af dien tijd begon het allerbeste en
allerschoonste in hem, de liefde tot de menschheid, te verwelken en
te verdorren. Vandaar die leegte in hem. "In mij zijn de grootste
zielsbewegingen dood" getuigde hij in een brief, "ik leef nog slechts
door gewaarwordingen." Toch waren in hem nog krachten om te minnen, er
was nog vuur van hartstocht over: hij gaf het aan enkele menschen, maar
hij had meer noodig, iets algemeeners om zijn drang in te storten, zijn
eenzaamheid mee te vullen.
Die vervulling vond hij in de botanie, het bestudeeren en verzamelen van
planten, dat hij vanaf zijn verblijf te Motiers met eenige onderbrekingen
tot aan zijn dood toe voortzette. Met het oude enthousiasme, zooals hij
als knaap zich in een nieuwe liefde of een nieuwe tak van wetenschap
stortte, wierp hij zich nu op de kennis der planten. Als, hij botaniseerde,
vergat hij zijn smart, zijn teleurstelling, zijn verlatenheid, de strikken
zijner vijanden; zijn wantrouwen sliep in, hij voelde het leven als een
zachte aanraking, hij genoot, hij was gelukkig. Wat hij aan rustige,
heldere stemmingen, aan levensvolheid en levensgeluk heeft gekend gedurende
zijn lange, eenzame, duistere levensavond--eenzaam en duister door de
schuld der menschen en door zijn waan--is grootendeels door de botanie tot
hem gekomen. Zij verving voor hem wat hij verloren had, in zich zelven en
buiten zich zelven; zij leidde zijn droevige gedachten af van zijn eigen
lot, zij bracht zijn geschokt gemoed tot rust; haar voelde hij vaak als de
eenige band tusschen zichzelf en 't leven, omdat zij 't eenige was wat in
hem nog warme belangstelling wekte.
Zijn lange geduldige toewijding aan de groeiende bloeiende natuurkinderen
heeft goede vruchten gedragen voor de wetenschap. De botanie verkeerde in
zijn tijd in een toestand van verwarring door de groote onzekerheid der
nomenklatuur en was nog weinig in tel, althans in Frankrijk. Men
interesseerde zich nog haast uitsluitend voor de kruidenleer, de ware
|