rmee
niet rekenen. Overleg dus zelf, mijn beste kind, en zie of ge mijn
afzondering zult kunnen verdragen. Zoo ge komt, zal ik probeeren die zoo
zacht mogelijk voor u te maken; ik zal ook zooveel mogelijk zorgen, dat
ge uw godsdienstige plichten geregeld kunt waarnemen. Maar wilt ge
liever blijven waar ge zijt, doe het dan zonder gewetensbezwaar, en
ik zal altijd mijn best doen om u een goed en gemakkelijk leven te
bezorgen."
Het was lief en verstandig gezegd. Voor een der nieuwste biografen van
Rousseau, E. Faguet, volgt uit dezen brief dat hij graag van Therese af
wou. Ik lees er geheel iets anders in. Zij wou er niet van hooren om in
Montmorency achter te blijven.
Hij was nog maar enkele dagen te Yverdun, toen het bericht kwam dat de
regeering van Geneve den "Emile" en het "Contrat Social" in 't openbaar
had doen verbranden en de arrestatie van den schrijver, zoo die zich
binnen 't grondgebied der stad waagde, gelast. Andere veroordeelingen
volgden. Zoowel de wereldsche als de geestelijke machten achtten zich
bedreigd door den twijfel aan de wonderen en aan de openbaring, in den
"Emile" uitgesproken. Het hielp niet dat Rousseau de Godheid had laten
tronen in haren hemel; hij had het gezag der kerk aangerand en zoowel de
kerk als de staat, die in het kerkelijk gezag zich zelven aangevallen
voelde, brachten hun machtsmiddelen tegen hem in 't veld. Het feit dat
hij, tegen de gewoonte van den tijd, zijn werken onder zijn eigen naam
liet verschijnen, maakte dat men hem gemakkelijk treffen kon. De
aartsbisschop van Parijs, Monseigneur de Beaumont, verdoemde in een
herderlijk schrijven den "Emile" als een goddeloos boek; de paus
vervloekte het in een bul, de universiteit der Sorbonne waarschuwde er
uitdrukkelijk tegen, de Staat der Vereenigde Nederlanden veroordeelde
den schrijver en zijn werk evenals zijn kalvinistische zuster-republiek
had gedaan. Het "Contrat Social" werd alleen in Geneve verboden: de
akademische vorm maakte, dat men den revolutionairen inhoud niet zoo
spoedig doorzag.
Spoedig werd Rousseau gewaarschuwd, dat ook de Senaat van Bern hem zou
veroordeelen: hij besloot Yverdun te verlaten nog voor het besluit
genomen was. Een familielid van den vriend waar hij verblijf hield, Mme
Boy de la Tour, bood hem een woning aan in het dorp Motiers, niet ver
van Yverdun aan de andere zijde van den berg gelegen in het vorstendom
Neuchatel, dat pruisisch grondgebied was. Het huis was gemeubeld en
geheel gereed: hi
|