FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   167   168   169   170   171   172   173   174   175   176   177   178   179   180   181   182   183   184   185   186   187   188   189   190   191  
192   193   194   195   196   197   198   199   200   201   202   203   204   205   206   207   208   209   210   211   212   213   214   215   216   >>   >|  
d heen en weer. Deze patriarchale verhouding tusschen heeren en knechten beschouwde Rousseau als even "natuurlijk" en evenmin aantastend de menschelijke waardigheid en de menschen-rechten, als die tusschen meester en gezel. Gelijkheids-drang verhief zich eerst in hem, wanneer de edelman den burger verachtte als een wezen van minder soort. Tegen die verachting deed klasse-bewustzijn hem overeind staan in beleedigden toorn, en de gelijkheid aller menschen fier verkondigen. Dat gevoel heeft hij afgebeeld in St. Preux, den armen intellektueel van plebeische afkomst gelijk hij zelf was, schuchter en fijngevoelig als hij en als hij verliefd op een vrouw van adellijke afkomst. Maar zijn ideeen over de nietigheid der ongelijkheid van geboorte legde hij den engelschen lord Eduard Bomston in den mond, als een hulde aan het land dat de revolutionaire fransche denkers zich voorstelden, badend in de morgenzon der burgerlijke vrijheid. De critici en biografen zeggen dat hij warrelig was en wankel, onzeker van gemoed; dat de walm van zijn hartstochtelijkheid hem belette om klaar te zien in zijn eigen gedachten; dat hij het levensbegeeren dat in hem kookte en raasde nooit gepuurd heeft tot klaar-omlijnden wil. Dit alles kan waar zijn: het _is_ waar dat hij een vat was van tegenstrijdigheden. Zij zeggen dat hij onwankelbaar geweest is maar in dit eene: in zelf-vertrouwen; dat het geloof in de onuitputtelijke kracht, grootheid en goedheid van zijn ik de rotsgrond is geweest onder zijn voeten. Ook dit kan waar zijn, ook hierin was hij een moderne, tot het wezen der moderne persoonlijkheid behoort die verscheurdheid, dat dobberen tusschen al te gering en overmatig zelfbewustzijn. Maar het is niet waar dat alleen dit onwankelbaar in hem was. Dan zou hij niet geworden zijn een bron waaruit geslachten dronken, naast mateloos zelfbewustzijn en zelfverzonkenheid, ook moed, geestdrift, wilskracht, daden-lust; lust aan de wereld te werken, niet aan zich zelf. In hem was nog een ander onverzettelijk geloof: geloof aan een levens-ideaal. In zijn geest stonden gegrift de groote lijnen van een levensgebouw, waarin de gelukkige menschheid zou wonen, zoo zij deed naar zijn leeren en luisterde naar zijn raad. Die ideale wereld droeg hij in zich, het tegenstuk tot de werkelijke wereld, en elk zijner begeerten en zijner meeningen, hoe woest de eenen vaak waren, hoe onsamenhangend de anderen, was een trek ontleend aan dat machtige gebouw. Het rees in h
PREV.   NEXT  
|<   167   168   169   170   171   172   173   174   175   176   177   178   179   180   181   182   183   184   185   186   187   188   189   190   191  
192   193   194   195   196   197   198   199   200   201   202   203   204   205   206   207   208   209   210   211   212   213   214   215   216   >>   >|  



Top keywords:

geloof

 
wereld
 

tusschen

 
zelfbewustzijn
 
afkomst
 

moderne

 

onwankelbaar

 

geweest

 
zeggen
 
zijner

menschen
 

voeten

 

rotsgrond

 

hierin

 

persoonlijkheid

 

anderen

 

gering

 

overmatig

 
dobberen
 
behoort

verscheurdheid

 

luisterde

 

grootheid

 

tegenstrijdigheden

 

tegenstuk

 

ideale

 
ontleend
 
onuitputtelijke
 

kracht

 
vertrouwen

gebouw

 
machtige
 

goedheid

 
alleen
 
onverzettelijk
 

levens

 
ideaal
 

meeningen

 

werken

 
stonden

gelukkige

 

menschheid

 

waarin

 

levensgebouw

 

gegrift

 

groote

 
lijnen
 

begeerten

 

waaruit

 

geslachten