heid, zijn de voornaamste deugden;[51] de onmisbare eigenschappen en
hoedanigheden der warenproduceerende maatschappij. In die sfeer druischen
plicht en neiging vaak tegen elkaar, het hart kan den weg tot de deugd
niet zonder geleide vinden: het gevoel moet dikwijls onderdrukt worden,
de impulsie te volgen is vaak gevaarlijk, naar de stem der menschelijkheid
te luisteren dwaas. Daar heerscht gij, koele rede, en gij, streng geweten,
over de trillende diepten van het gevoel. Daar heerscht--Kant: hij was het,
die de grondslagen der burgerlijke moraal in de sfeer der produktie klaar
en principieel formuleerde.
In dat andere gebied, de sfeer niet van verwerven maar van verbruiken,
niet van arbeid maar van ontspanning, valt een milder licht van de
aangezichten, de stemmen klinken zachter, de oogen hebben een zachteren
glans. Daarheen zijn de affektieve neigingen der menschen gevlucht, daar
hebben zij zich teruggetrokken en geconcentreerd, toen zij werden verjaagd
uit het gebied van den arbeid en van de maatschappelijke verhoudingen.
Daar ontspant de mensch zich, zijn trekken ontspannen zich, hij ontdekt
zijn hart. Daar kan men luisteren naar het gevoel en de stem van het hart
volgen; daar bloeien bloemen van affektie, verteedering en innigheid, die
te koesteren deugd en wijsheid, die te vertreden roekelooze dwaasheid en
zonde is. In die sfeer heerschen liefde, weekheid des harten, spontane
gemoedsbewegingen, zachtmoedigheid; daar heerscht de moraal der "Nouvelle
Heloise."
Wel schildert Rousseau in de "Nouvelle Heloise" ook verhoudingen uit het
gebied der produktie in dienzelfden milden gloed van openbloeiende
menschelijkheid. Maar het arbeidsgebied waarheen hij ons voert is het
vrede-omwuifde van produktie voor eigen gebruik en patriarchale
verhoudingen. De wetten der warenproduktie heerschen er niet, de duivel
van den winsthonger raast er niet; de meesters zien hun dienaren niet
aan met denzelfden kouden blik waarmee zij de werktuigen en de
grondstoffen beschouwen die deze hanteeren en verwerken; maar met oogen
zacht van welwillendheid en menschelijk medegevoel. Zij gevoelen
tegenover de nederige, onwetende vrienden, die voor hen arbeiden iets
van vaderlijke en moederlijke verantwoordelijkheid. Hier, op het voor
eigen gebruik produceerend bedrijf ten platten lande, wordt de verhouding
tusschen heeren en knechten gelouterd tot eene van sociale opvoeding; geen
hardheden schrijnen, de adem der menschelijkheid vaart ongehinder
|