ren in een afzonderlijk deel der
woning, ze ver te houden van het verkeer met vreemde mannen en van het
openbare leven. Hij noemt de zede die de geslachten in het dagelijksch
leven vermengt en onophoudelijk samenbrengt, een vinding der barbaren,
en stelt het engelsche volk ten voorbeeld van de wijze hoe de geslachten
door zich terug te trekken in zichzelven, hun eigendommelijk wezen
verdiepen en versterken. En daarin ligt de goede zede, niet in het
elkander lichtzinnig naaepen, zooals de ijdele kwasten en de malle
salondametjes der heerschende klassen toen deden in Frankrijk, waar het
mode was voor de mannen om handwerkjes te maken en voor de vrouwen om in
geometrie en ontleedkunde te liefhebberen.
Zoo dacht Rousseau over de verhouding der geslachten en de bestemming
van de vrouw. En in zijn denken was zeker een deel waarheid, uitgaande
ver over de grenzen van tijdelijke verhoudingen. Want wel kunnen wij
niet voorspellen of het ideaal dat de vrouw in den man zoekt, te weten
moed, en het ideaal dat de man in de vrouw zoekt, te weten moederlijke
mildheid, zal duren op aarde zoo lang de menschheid bestaat. Maar dit
weten wij, dat wij ons geen samenleving vermogen voor te stellen, waarin
de vrouw in den man niet moed en de man in de vrouw niet mildheid zoeken
en liefhebben zal.
Echter, een deel van de waarheid die voor Rousseau gold als eeuwig en
onveranderlijk, was beperkt tot zijn eigen tijd, een kind van zijn
kleinburgerlijk bewustzijn, dat den onzen niet overleven zal. Hij zag
mildheid en zwakheid in de vrouw als onverbrekelijk verbonden, beide
eigenschappen als trekken van haar diepste wezen, en hierin dwaalde hij.
Hij begreep niet, dat de zwakheid, die tranen en smeekbeden gebruikt om
haar doel te bereiken, de menschelijke waardigheid der vrouw aantast en
in haar aankweekt de ondeugden der slaven: list en onwaarachtigheid. En
hij wist niet, hij kon niet weten, dat de moederlijke zachtheid behouden
zal blijven, maar de zwakheid met haar verlagende werkingen op het
karakter verdwijnen, wanneer de ekonomische afhankelijkheid _der vrouw
van den man_ vervalt doordat een nieuw arbeidsveld voor haar opengaat in
den dienst der gemeenschap.
* * * * *
Verhandelingen over de opvoeding waren er sedert Rabelais in Frankrijk
vele geschreven, vooral in de 18e eeuw. Nadenkende geesten en goede
patriotten zagen vol onrust dat "er geen mannen meer waren" en broeiden
over het beste stelsel om ze te
|