hikking van haar vader--gebeurt er een wonder: in haar
voltrekt zich een plotselinge innerlijke verandering. Haar ontwricht
gemoed herstelt zich; zij voelt een dam oprijzen tusschen haar en haar
hartstocht, dien zij nimmer overschrijden zal. Zij kan van nu af aan
haar minnaar denken met een rustig hart; zij heeft hem even lief als
vroeger, maar een nieuw beginsel omsluit dit zwakke hart als een pantser
en beveiligt het er voor meegesleept te worden: het besef van de
heiligheid van het huwelijk. Dankbaar voelt zij zich opgeheven tot een
nieuwen staat van zekerheid en onaanrandbaarheid; zij bidt God in een
uitstorting van alle krachten van haar wezen, haar bij te staan in haar
nieuwe taak. "Ik wil," spreekt zij tot hem, "den echtgenoot liefhebben,
dien ge mij hebt gegeven. Ik wil trouw zijn, omdat trouw de eerste
plicht is, die het huisgezin en de maatschappij bindt. Ik wil alles wat
volgt uit de orde der natuur die gij hebt ingesteld, en uit het wezen
der rede die uw gave in mij is."
Julie voelt geen liefde voor haar echtgenoot, evenmin als hij
zinnelijken hartstocht gevoelt voor haar. Aan hun huwelijk heeft de
betoovering der zinnen geen deel, noch de gloed der verheerlijkende
verbeelding. En juist daardoor wordt het gelukkig. "Het is een dwaling
te meenen," schrijft Julie aan haar minnaar, "dat de liefde noodig is
tot een gelukkig huwelijk. Daartoe zijn voldoende deugd, eerbaarheid,
bepaalde samenstemmingen minder van leeftijd en stand als van karakter
en temperament; het resultaat van dit alles kan een zeer teedere
affektie zijn, niet minder zoet als de liefde zelve, maar blijvender en
rustiger.... Men huwt niet, om altijd en uitsluitend met elkaar bezig te
zijn, maar om te zamen de plichten van het burgerlijk leven te vervullen,
zijn huis met beleid te besturen, zijn kinderen in deugd en eere op te
voeden." Dit alles doet Julie. De plichten van den huwelijken staat tegen
haar man, haar kinderen, haar dienstboden, de arbeiders op het landgoed
nauwgezet te vervullen, wordt haar levensgeluk.
In die ruime patriarchale huishouding ten platte lande, die de
voornaamste levensbenoodigdheden voor alle leden van het groote gezin
(want de dienstboden behooren inderdaad nog tot het gezin) zelve
voortbrengt, is de werkkring der vrouw veel-omvattend en dankbaar. Zij
heeft niet slechts een ideeele roeping als echtgenoote en moeder; zij
staat feitelijk aan 't hoofd van een uitgebreid komplex van bedrijven en
van een talrijk perso
|