FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   241   242   243   244   245   246   247   248   249   250   251   252   253   254   255   256   257   258   259   260   261   262   263   264   265  
266   267   268   269   270   271   272   273   274   275   276   277   278   279   280   281   282   283   284   285   286   287   288   289   290   >>   >|  
licht en lucht aanbracht! Treden wij de cel binnen. De twee vrouwen bevinden zich vlak bij het smalle luchtgat. De eene zit op den grond, de andere leunt half liggende tegen haar aan. Bij het schemerachtig licht zien wij, dat zij zonder eenige bedekking zijn. Van kleeding geen spoor meer. Maar wat haar ook ontnomen werd, de liefde bleef, daarvan spreekt haar geheele houding. Rijkdom vergaat, schoonheid verdwijnt, hoop vervliegt, maar de liefde blijft, want de liefde is uit God. Waar moeder en dochter neergezeten zijn, is de oneffen bodem geheel glad geworden. Vermoedelijk hebben zij het grootste gedeelte van die lange jaren op deze zelfde plaats gezeten, hare hoop op bevrijding koesterende bij dat zwakke, maar toch vriendelijke licht. Als de lichtstraal naar binnen viel, wisten zij dat het dag was. Als hij verdween, wisten zij dat daarbuiten de nacht aanbrak, die toch nergens zoo lang en zoo stikdonker kon zijn als bij haar. Daarbuiten! O, door die gleuf vlogen hare gedachten de wereld in, om den zoon, den broeder te zoeken. Zij zochten hem op de woelige zee, of op hare eilanden, nu in deze stad, dan in gene, en overal vertoefde hij slechts vluchtig; want hij zocht haar immers met rusteloos verlangen. Telkens en telkens hadden zij elkander moed ingesproken door te zeggen: Hij vergeet ons niet. Zoolang hij leeft is er hoop voor ons! Bij het flauwe licht dat in de cel heerscht zien wij, dat zij uiterlijk droevig veranderd zijn, een verandering, niet alleen toe te schrijven aan de langdurige gevangenschap. Waren moeder en dochter voorheen schoon van aangezicht, zelfs de liefde zou dat niet meer van haar kunnen getuigen. Het lange, ongekamde haar heeft een zonderlinge witte kleur. De vrouwen zelf zien er vreemd en terugstootend uit ... is het misschien een gevolg van gebrek aan lucht en licht, of van honger en dorst, daar zij sedert het vertrek van haar armen buurman niets te eten of te drinken hebben gehad? Tirza leunt tegen hare moeder en kreunt smartelijk. --Stil, kind, zegt de moeder. Zij zullen komen. God is goed. Wij hebben nooit verzuimd tot Hem te bidden, wanneer daarginds in den Tempel de bazuinen geblazen worden. Het moet de zevende ure zijn, want de zon staat nog in 't zuiden. Laat ons op God vertrouwen. Hij is goed. --Ja, moeder, ik zal mijn best doen, antwoordt Tirza. Uw lijden is even zwaar als het mijne; maar mijn tong brandt en mijn lippen zijn verdroogd. Ach, waar zou Juda toch zijn? Zou hij
PREV.   NEXT  
|<   241   242   243   244   245   246   247   248   249   250   251   252   253   254   255   256   257   258   259   260   261   262   263   264   265  
266   267   268   269   270   271   272   273   274   275   276   277   278   279   280   281   282   283   284   285   286   287   288   289   290   >>   >|  



Top keywords:

moeder

 

liefde

 

hebben

 

dochter

 
wisten
 

binnen

 

vrouwen

 

gevolg

 
misschien
 

zonderlinge


vreemd
 
terugstootend
 

honger

 

buurman

 

drinken

 

vertrek

 

sedert

 

gebrek

 

kunnen

 

droevig


uiterlijk
 

veranderd

 

verandering

 

heerscht

 

flauwe

 

bevinden

 
Zoolang
 
alleen
 

aangezicht

 
Treden

getuigen

 

schoon

 
voorheen
 

schrijven

 

langdurige

 
gevangenschap
 
ongekamde
 

antwoordt

 

zuiden

 

vertrouwen


lijden

 

verdroogd

 

lippen

 
brandt
 

aanbracht

 
verzuimd
 

zullen

 

smartelijk

 

bidden

 
zevende