ouwe Amrah naar die tijding luisterde valt niet
te beschrijven. Zij deed hare inkoopen en keerde als in een droom
huiswaarts. Welk eene verrassing kon zij den jongen meester nu bereiden!
Zij had zijne moeder gevonden!
Thuis gekomen bergde zij het gekochte weg, en lachte en schreide te
gelijk. Eensklaps bleef zij onbewegelijk staan en dacht een oogenblik
na. Ach, het zou immers zijn dood wezen, als hij hooren moest, dat zijne
moeder en zuster melaatsch waren! Zonder twijfel zou hij naar dat oord
der verschrikking bij den berg gaan en de besmette spelonken doorzoeken,
totdat hij ze gevonden had. Dan zou de ziekte ook hem aantasten en zou
hij haar lot moeten deelen. Zij wrong wanhopig de handen. Wat moest zij
doen!
Evenals menigeen voor en na haar hielp de liefde haar uit den nood.
De melaatschen, dat wist zij, waren gewoon 's morgens hunne holen te
verlaten, om het benoodigde drinkwater uit de bron Rogel te halen. Zij
brachten hunne waterkruiken mede, zetten die op den grond, en stonden
dan van verre te wachten, totdat zij gevuld waren. De wet was
onverbiddelijk en liet geen onderscheid toe tusschen rijken of armen.
Hare meesteres en Tirza zouden dit ook moeten doen.
Zoo besloot Amrah dan niets te zeggen van hetgeen zij gehoord had, maar
eerst naar de bron te gaan en daar te wachten. Honger en dorst zouden de
ongelukkigen derwaarts drijven, en zij geloofde zeker haar op het eerste
gezicht te zullen herkennen; zoo niet, dan zouden zij het haar doen.
Intusschen kwam Ben-Hur thuis en had veel met haar te bespreken. Morgen
zou Malluch komen, dan zouden zij terstond met het onderzoek beginnen.
Hij verlangde er vurig naar. Om zich wat afleiding te bezorgen wilde hij
de heilige plaatsen op den tempelberg gaan bezoeken. Het geheim woog de
arme Amrah wel zwaar op het hart, maar zij wist zich te beheerschen en
zweeg.
Na zijn vertrek zette zij zich aan den arbeid en maakte eenige
kostelijke spijzen gereed. Zoodra de sterren verbleekten en de eerste
morgenschemering aanbrak pakte zij hare mand vol, nam een waterkruik en
sloeg den weg in naar de bron Rogel, waar wij haar zien wachten.
Kort na zonsopgang, toen de bezoekers vele waren en de man de handen vol
werk had, toen zelfs een half dozijn emmers te gelijk werd neergelaten,
daar iedereen zich haastte om weg te komen, voordat de koele morgen
plaats maakte voor de hitte des daags, kwamen ook de arme spelonkbewoners
te voorschijn. Zij naderden in groepjes, vrouwen met kr
|