r.
Om een eind aan het gesprek te maken dronk hij langzaam zijn beker leeg.
Iras keerde zich ontstemd tot Esther, zeggende: Een man, die millioenen
bezit en geheele vloten op zee heeft, kan niet begrijpen wat vrouwen
vermaakt. Kom, ga met mij naar de borstwering, dan kunnen wij ongestoord
praten.
Esther deed wat haar verzocht werd en zij gingen naar dezelfde plek,
waar jaren geleden Ben-Hur met zijn zuster gestaan had, om naar de
soldaten te kijken.
--Zijt gij wel eens te Rome geweest? vraagde zij.
--Neen.
--Hebt gij nooit verlangd er heen te gaan?
--Neen.
--Och, wat hebt gij nog weinig van het leven genoten! riep zij meewarig,
maar 't volgende oogenblik lachte zij luid en zeide: O, mijn lief
onnoozel duifje, de vogeltjes, die hun nestje bouwen in het oor van de
sphinx bij Memphis, zijn al even wijs, als gij!
Ziende dat Esther verlegen werd, vervolgde zij op vertrouwelijken toon:
Vergeef het mij, ik zeide het maar uit gekheid. Laat ik een pleistertje
leggen op de wond, en u vertellen wat ik aan niemand anders zou vertellen.
Zij lachte vriendelijk, maar zag Esther tegelijkertijd onderzoekend aan
en zeide: De koning komt.
Esther zag verwonderd op.
--De Nazarener, vervolgde Iras, over wien uw vader en de mijne het zoo
druk hebben, voor wien Ben-Hur al die moeite doet. De Nazarener komt
morgen in de stad, en Ben-Hur komt van avond.
Esther trachtte zich goed te houden, maar het gelukte haar niet. Iras
bracht lachend een brief uit haar gordel te voorschijn en zeide: Hier
heb ik zijn belofte. Luister!
Daar weerklonken haastige stappen in de straat. Zij boog zich over den
rand der borstwering om te zien, en sloeg in blijde verrukking de handen
in elkaar. Gezegend zij Isis! riep zij, hij is het! Ben-Hur in eigen
persoon! Dat is een goed voorteeken! Hij komt terwijl ik aan hem denk!
Kom, Esther, geef mij een kus!
Fier hief het Joodsche meisje het hoofd op. Hare wangen gloeiden, hare
oogen fonkelden. Haar zacht gemoed was diep gegriefd. Voor haar zelfs
geen groet in zijn schrijven aan Simonides, en deze Egyptische had een
eigenhandig geschreven brief van hem! Zij vraagde: hebt gij hemzelf
lief, of hebt gij Rome nog liever?
Iras ging een stap achteruit, en vraagde scherp: Wat gaat u dat aan,
dochter van Simonides?
Esther begon bevend: Hij is mijn....
Zij had willen zeggen: mijn meester, maar zij veranderde dit snel in:
mijn vaders vriend.
--Niets meer? Nu, gij moogt uw kussen houden. Ander
|