aderen stollen door het onheilspellend gekraak en
gerommel onder hunne voeten. Zij sloegen op hunne borst en schreeuwden
van vrees. Zijn bloed was op hen gekomen! De geboren Jeruzalemmer, de
vreemdeling, priester, leek, Sadduceer en Farizeer, allen tuimelden over
en door elkander. Riepen zij tot God, zoo antwoordde de verwoede aarde
in toorn en behandelde hen allen gelijkelijk,--het bloed van den
Nazarener was over hen allen gekomen!
Toen de rust wedergekeerd was op den kruisheuvel, zag men daar alleen
nog den discipel, dien Jezus liefhad, de vrouwen die Hem gevolgd waren
van uit Galilea, den hoofdman en zijne soldaten, en Ben-Hur met zijne
vrienden. Deze laatsten hadden geen tijd om de vluchtelingen na te zien:
zij hadden zelf genoeg te doen.
--Zet u hier neder, zeide Ben-Hur tot Esther, haar een plaats bereidend
aan de voeten haars vaders. Bedek uw gelaat en zie niet op, maar vestig
uw vertrouwen op God en op den rechtvaardige, die zoo schandelijk
vermoord is.
--Neen, zeide Simonides eerbiedig, laat ons voortaan van hem spreken als
van den Christus.
--Zoo zij het, antwoordde Ben-Hur.
Plotseling schudde de heuvel onder hen. Het angstgeschreeuw der twee
moordenaars was vreeselijk om aan te hooren. Ofschoon duizelig van den
schok had Ben-Hur tijd om naar Balthasar te zien, en zag hem onbewegelijk
op den grond liggen. Hij ging naar hem toe en riep hem bij name--geen
antwoord. De goede man was dood!
Toen herinnerde Ben-Hur zich, dat hij een luiden kreet gehoord had,
alsof hij een terugslag was op het laatste woord van den Nazarener, maar
hij had er op dat oogenblik niet verder over nagedacht. Thans begreep
hij het: de geest van den Egyptenaar had des Meesters geest begeleid tot
over de grenzen van zijn koninkrijk, eene eer hem vergund na het lange
leven in geloof, liefde en goede werken.
De bedienden van Balthasar hadden hun meester alleen gelaten, en waren
gevlucht, maar toen alles was afgeloopen droegen de twee Galileers den
doode naar de stad terug.
Het was een droevige stoet, die op dien gedenkwaardigen dag de zuidpoort
van het paleis Hur tegen zonsondergang binnentrok. Ongeveer op hetzelfde
uur werd het lichaam des Heren afgenomen van het kruis.
Het stoffelijk overschot van Balthasar werd in de zaal nedergelegd. Alle
bedienden beweenden hem oprecht, want hij bezat de liefde van allen met
wie hij verkeerd had; maar toen zij zijn gelaat zagen, zoo tevreden en
gelukkig, droogden zij hunne tranen, zegg
|