orst!
Nu bedacht Ben-Hur zich niet langer. Haastig de spons en den daarbij
behoorenden rietstok grijpende, doopte hij de spons in den wijn en
snelde naar het kruis.
--Houd op! riepen de omstanders. Houd op!
Zonder op hen te letten liep hij door en bracht de spons aan de lippen
van zijnen Heer. Nu kon hij duidelijk het gelaat van den stervende zien.
Door bloed bevlekt blonk het niettemin met een bovenaardschen glans. De
oogen waren wijd geopend en gevestigd op iets voor hem alleen zichtbaar
in de verre hemelen. Voldoening, ja triomf, spraken uit het woord, dat
het slachtoffer nu deed hooren: Het is volbracht!
Zoo sterft een held, na het volbrengen van een groote daad, met een
juichtoon op de lippen.
Reeds begonnen de oogen te breken; langzaam zonk het gekroonde hoofd op
de hijgende borst. Ben-Hur dacht, dat de strijd volstreden was, maar de
scheidende ziel spande zich nog eenmaal in, en de omstanders hoorden
deze woorden: Vader, in uwe handen beveel ik mijnen geest.
Eene rilling voer den stervende door de leden, een luide smartkreet
ontsnapte de beknelde borst ... toen was het werk, het aardsche leven,
afgeloopen.
Ben-Hur keerde tot zijne vrienden terug en zeide eenvoudig: Het is
gedaan, hij is dood.
In een ongelooflijk korten tijd wisten alle aanwezigen het. Het volk had
zijn zin, de Nazarener was dood; toch zagen zij elkander ontzet aan.
Zijn bloed was over hen gekomen! En terwijl zij elkander aanstaarden
begon de grond te beven. Een ieder greep zijn buurman aan om staande te
blijven. In een oogwenk was de duisternis verdwenen en kwam de zon weder
te voorschijn. Voor de oogen der beangsten was het, alsof het middelste
kruis op den heuveltop zich al hooger en hooger in de blauwe lucht
verhief en met zijn last tot aan den hemel reikte. En ieder die den
Nazarener bespot had, ieder, die hem geslagen had, die ingestemd had met
den kreet: kruis hem! kruis hem!--ieder, die in den stoet had meegeloopen,
ieder, die hem in zijn hart dood gewenscht had, kreeg een gevoel, alsof
hijzelf meer dan iemand anders schuld had aan het gebeurde, en hij zich,
als zijn leven hem lief was, zoo spoedig mogelijk uit de voeten moest
maken. Zij haastten zich om weg te komen. Zij sloegen op de vlucht, te
paard, te voet, in wagens. Maar de aardbeving vervolgde hen, alsof zij
vertoornd was over hetgeen zij gedaan hadden, en opkwam voor de zaak van
den onschuldig ter dood gebrachte. Zij wierp hen terneer, en deed het
bloed in hunne
|