FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   284   285   286   287   288   289   290   291   292   293   294   295   296   297   298   299   300   301   302   303   304   305   306   307   308  
309   310   311   312   313   314   315   316   317   318   319   320   321   322   323   324   325   326   327   328   329   330   331   332   333   >>   >|  
, maar haar ijver was grooter dan hare krachten, die haar bijwijlen schenen te begeven. Hoe vroeg het nog was, toch zat haar ongelukkige meesteres reeds buiten voor de grot. Tirza sliep nog. Vreeselijk was de vordering, die de ziekte in die drie jaren gemaakt had. Wetende hoe zij er uitzag, bleef zij altijd zorgvuldig gesluierd. Zelfs Tirza mocht haar bijna nooit aanschouwen. Thans echter, in de eerste morgenschemering, had zij het hoofd ontbloot, om de frissche lucht in te ademen, want zij wist, dat geen sterveling haar zien kon. Sneeuwwit was het lange haar. Oogleden, neus, lippen, wangen waren weggeteerd, de hals was akelig ontstoken. Eene van hare handen rustte op haren schoot. De nagels waren afgevallen, de vingers gedeeltelijk ontvleesd, gedeeltelijk dik opgezwollen. Zoo was zij over het geheele lichaam. Geen wonder, dat de vroeger zoo statige vrouw zich gemakkelijk aan alle nasporingen van haren zoon had kunnen onttrekken. Zij was gewoon, dat Amrah bij de bron verscheen voor alle anderen, om dan op een steen halfweg bron en heuvel, het voedsel en de waterkruik neer te zetten. Dit korte bezoek was nog de eenige lichtstraal op haar pad. Dan vraagde zij naar haren zoon, en Amrah vertelde haar wat zij wist van zijn werk en bezigheden, en van de vluchtige bezoeken, die hij aan zijn vaders huis bracht. Op zulke dagen zat de arme moeder den ganschen dag onbewegelijk voor hare spelonk, met de oogen gericht op het dak van den Tempel, waarachter haar huis lag, het geliefde huis, waarin haar zoon nu vertoefde. Niets bond haar meer aan het leven. Tirza was reeds zoo goed als dood, en zijzelve smachtte naar het einde. De natuur rondom haar was niet geschikt om haar op te beuren; insecten en vogels vermeden de streek, alsof zij ook bang waren voor besmetting. Van plantengroei was niet veel te bemerken; de weinige struiken, ja zelfs de dunne grassprietjes, verdorden onder den adem der winden, die langs de berghelling streken. Waarheen zij den blik ook wendde zag zij grafsteden en nogmaals grafsteden, die te meer de aandacht trokken, omdat zij alle opnieuw gewit waren, ten einde de van buiten gekomen feestgangers te waarschuwen. Terwijl zij zoo in de morgenschemering zat te peinzen, zag zij plotseling een vrouw den heuvel beklimmen. Weldra herkende zij Amrah. In plaats van hare mand zooals gewoonlijk neer te zetten, kwam zij regelrecht op de spelonk af. De weduwe verrees van hare zitplaats en deed de gewone waarschuwing h
PREV.   NEXT  
|<   284   285   286   287   288   289   290   291   292   293   294   295   296   297   298   299   300   301   302   303   304   305   306   307   308  
309   310   311   312   313   314   315   316   317   318   319   320   321   322   323   324   325   326   327   328   329   330   331   332   333   >>   >|  



Top keywords:

gedeeltelijk

 
grafsteden
 
spelonk
 

heuvel

 
morgenschemering
 
zetten
 

buiten

 

natuur

 

rondom

 

geschikt


begeven

 

smachtte

 
zijzelve
 

beuren

 
insecten
 

besmetting

 

plantengroei

 
bemerken
 

schenen

 

vogels


vermeden

 

streek

 

onbewegelijk

 

ganschen

 

grooter

 
moeder
 

gericht

 

vertoefde

 
weinige
 

waarin


geliefde

 

Tempel

 

waarachter

 

struiken

 
herkende
 

Weldra

 

plaats

 

beklimmen

 

plotseling

 
feestgangers

waarschuwen
 
Terwijl
 

peinzen

 

zooals

 

gewoonlijk

 

gewone

 

waarschuwing

 

zitplaats

 
verrees
 

regelrecht