--Meester, sprak hij zacht en snel, hoort gij mij, Meester? Een woord
slechts. Zeg mij.... De man, wien hij het touw ontnomen had, wilde het
terug hebben.
--Meester, zeg mij, ging Ben-Hur voort, gaat gij vrijwillig mede?
De menigte sloot zich meer aaneen en vraagde hem dreigend: Mensch, wie
zijt gij?
--Ach, Meester, zeide Ben-Hur haastig, zijn stem scherp door angst, ik
ben uw vriend. Zeg mij, ik smeek het u, wilt gij, dat ik u te hulp kom?
De Nazarener zag niet op, en gaf niet het minste teeken van herkenning.
Maar nu drongen de wachters op hem in. Van alle kanten werd geroepen:
Hij is een van hen. Grijpt hem! Slaat hem dood! Met een wanhopige
krachtsinspanning rukte Ben-Hur zich los, keerde zich, links en rechts
slaande, om, en brak door den kring heen, die hem dreigde in te sluiten.
Zijn kleed moest hij in handen laten van een wachter, die hem reeds
gegrepen had, zoodat hij naakt van hen moest vlieden. Gelukkig kon hij
zich in de donkere kloof voor iedere oog verbergen.
Toen alles stil geworden was, keerde hij naar den olijvenhof terug, om
zijn overkleed te halen, begaf zich van daar naar de herberg, besteeg
zijn paard en reed spoorslags naar de tenten zijner moeder bij de graven
der Koningen. Onder het voortrijden nam hij het besluit den volgenden
dag den Nazarener te bezoeken, weinig vermoedende, dat deze nog
dienzelfden avond naar het huis van Annas gebracht was, om terstond
verhoord te worden.
Met een bezwaard hart ging de jonkman ter ruste. Moedeloos wierp hij
zich op zijn leger om en om, aan slapen viel voor hem niet te denken,
want het leed geen twijfel: het Joodsche koninkrijk, waar hij van
gedroomd had, loste zich op in wat het was--een droom.
* * * * *
NEGENDE HOOFDSTUK.
NAAR DEN KRUISHEUVEL.
Den volgenden morgen tegen de tweede ure reden twee mannen in galop naar
Ben-Hurs tent, stapten af, en vraagden hem te zien.
Hij was nog niet opgestaan, doch beval dat men hen binnen zou laten.
--Vrede zij u, broeders, zeide hij, want het waren twee vertrouwde
hoofdlieden van het Galileesche legioen. Neemt plaats!
--Neen, antwoordde de oudste kortaf. Zitten en rusten wil zooveel zeggen
als den Nazarener te laten sterven. Sta op, zoon van Juda, en ga met ons.
Het oordeel is uitgesproken, de kruispaal wordt opgericht.
Ben-Hur staarde den spreker ontsteld aan. Het kruis! was alles wat hij
zeggen kon.
--Zij hebben hem van nacht gevangengenomen en gev
|