nd daarop daalde een vrede in zijne ziel, zooals hij nog nooit
gesmaakt had, een vrede, die een einde maakte aan allen twijfel, aan
alle hinken op twee gedachten, en het begin was van geloof en liefde en
een vaste overtuiging.
Het geluid van hamerslagen wekte hem uit deze droomerige stemming. Op
den heuveltop bemerkte hij, wat hem tot nu ontgaan was, eenige
werklieden, die alles voor de kruisiging gereedmaakten. De kuilen waren
reeds gegraven, de palen moesten alleen nog ingedreven worden.
Zeg den lieden, dat zij zich haasten, zeide een der priesters tot den
hoofdman. De veroordeelden moeten voor zonsondergang dood en begraven
zijn, opdat het land niet onrein worde. Dat eischt de Wet.
Een der soldaten trad op den Nazarener toe en bood hem te drinken, maar
hij weigerde. Toen kwam een ander bij hem, nam hem het opschrift van den
hals, en bevestigde dat aan het bovengedeelte van het kruis. Hiermede
waren de voorbereidingen afgeloopen.
De kruisen zijn gereed, zeide de hoofdman tot den priester.
--Laat de godslasteraar het eerst zijne straf ontvangen, antwoordde hij.
De Zoon van God moet zichzelven kunnen redden. Wij zullen zien.
De lieden, die de toebereidselen hadden kunnen gadeslaan, en tot op dit
oogenblik aan hun ongeduld lucht hadden gegeven door onophoudelijk
schreeuwen, zwegen op eenmaal, zoodat een doodelijke stilte ontstond.
Het vreeselijk oogenblik was gekomen: de slachtoffers zouden aan het
kruis genageld worden. Toen de soldaten den Nazarener aangrepen om hem
te kruisigen voer den toeschouwers eene rilling door de leden; zelfs de
ruwsten onder hen beefden. Later beweerden sommigen, dat de lucht
plotseling afgekoeld was en hen deed huiveren.
--Wat is het benauwend stil, fluisterde Esther haar vader toe.
Hij, zich de folteringen herinnerende, die hijzelf ondergaan had, trok
haar tot zich en zeide diep ontroerd: Zie een anderen kant uit, kind,
kijk er niet naar. Wie weet of niet allen, die er naar zien, de
onschuldigen zoowel als de schuldigen, van nu vervloekt zullen zijn.
Zich tot Ben-Hur keerende, zeide hij met toenemende ontroering: Als onze
God zijne hand niet spoedig uitstrekt is Israel verloren, en zijn wij
allen verloren.
Ben-Hur antwoordde kalm: Mijn geest is opgetrokken geweest, en heeft
vernomen waarom dit geschieden moet. De Nazarener wil het, God wil het.
Laat ons stil zijn en bidden.
Toen vestigde hij opnieuw zijne oogen op den heuvel, en het was hem als
vernam hij wederom de wo
|