FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   289   290   291   292   293   294   295   296   297   298   299   300   301   302   303   304   305   306   307   308   309   310   311   312   313  
314   315   316   317   318   319   320   321   322   323   324   325   326   327   328   329   330   331   332   333   >>  
zag weggaan. Intusschen naderde de schare langzaam. Toen de voorsten in 't gezicht waren, werd de aandacht der vrouwen allereerst getroffen door een man, die te midden van een naar het scheen uitgelezen gezelschap reed. Hij was blootshoofds en geheel in 't wit gekleed. Hij staarde voor zich uit en deelde volstrekt niet in de opgewondenheid zijner volgelingen. Het gejubel vermocht de droefgeestige uitdrukking van zijn gelaat niet te verdrijven. Zijn golvende lokken, door het zonlicht beschenen, vormden een gouden stralenkrans om het edelgevormde hoofd. De juichende schare achter hem strekte zich tot in het oneindige uit. Niemand behoefde den melaatschen te zeggen, dat dit de Nazarener, de wonderdoener was. --Tirza, daar is hij! Daar is hij! Kom, mijn kind! riep de moeder, en knielde naast de rots op den weg neder. Tirza en Amrah voegden zich terstond bij haar. Op ditzelfde oogenblik hielden de stedelingen stand, en begonnen met hunne palmtakken te wuiven en te roepen: Hosanna den Zone Davids! Gezegend is hij die komt in den naam des Heeren. Hosanna in de hoogste hemelen! De duizenden, die den Nazarener vergezelden, namen den jubeltoon over, zoodat het door de lucht weergalmde. Het geroep der arme melaatschen ging er geheel door verloren. Maar voor haar was het: nu of nooit. Ging deze gelegenheid voorbij, dan moesten zij voor altijd de hoop laten varen. --Dichterbij, Tirza! Dichterbij! Hij kan ons niet hooren, zeide de moeder. Zij stond op en trad bevend naar voren, hief de handen smeekend omhoog, en riep zoo hard zij kon. De lieden zagen haar, en verstomden, door ontzetting en afschuw bevangen. Tirza, die achter hare moeder stond, zonk van zwakte en angst ineen. --Melaatschen! Melaatschen! --Steenig ze! --Sla ze dood! die van God vervloekten! Deze en dergelijke kreten vermengden zich met de hosanna's dergenen, die te veraf waren om de oorzaak der stoornis te onderscheiden. Zij, die in de onmiddellijke nabijheid van den Rabbi waren, en zijn goddelijk mededoogen kenden, zagen hem zwijgend aan, wel wetende wat hij doen zou, en maakten ruimbaan voor hem, toen hij op de vrouw toereed. Zij zag hem in het vriendelijk gelaat en schepte troost uit zijn bemoedigenden glimlach. --Meester, Meester! riep zij, gij ziet onze ellende, gij kunt ons reinigen. Erbarm u over ons! --Gelooft gij, dat ik dat doen kan? --Ja, Heer. Gij zijt degeen, van wien de profeten gesproken hebben, gij zijt de Messias! --
PREV.   NEXT  
|<   289   290   291   292   293   294   295   296   297   298   299   300   301   302   303   304   305   306   307   308   309   310   311   312   313  
314   315   316   317   318   319   320   321   322   323   324   325   326   327   328   329   330   331   332   333   >>  



Top keywords:

moeder

 
gelaat
 
Hosanna
 

Dichterbij

 
Melaatschen
 
Nazarener
 

melaatschen

 

achter

 

schare

 

Meester


geheel

 

Steenig

 
lieden
 

degeen

 
verstomden
 

bevangen

 

omhoog

 
ontzetting
 

afschuw

 

zwakte


Messias

 

altijd

 

moesten

 

gelegenheid

 

voorbij

 
hebben
 

gesproken

 

bevend

 
handen
 

hooren


profeten

 

smeekend

 

kenden

 

zwijgend

 
mededoogen
 

glimlach

 

nabijheid

 

goddelijk

 

wetende

 
ruimbaan

vriendelijk
 
maakten
 

schepte

 

bemoedigenden

 

troost

 

onmiddellijke

 

onderscheiden

 

dergelijke

 
kreten
 

Erbarm