FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   295   296   297   298   299   300   301   302   303   304   305   306   307   308   309   310   311   312   313   314   315   316   317   318   319  
320   321   322   323   324   325   326   327   328   329   330   331   332   333   >>  
er dobbelaars gewoonte is, vervolgde zij, na afloop van het spel de rekening op te maken, en den gelukkigen winner te bekronen. Wij hebben een spel gespeeld, het heeft vele dagen en weken geduurd. Waarom zouden wij, nu het uit is, niet eveneens nagaan wie van ons den krans moet hebben? Niet recht wetende wat hij van haar denken moest antwoordde Ben-Hur luchtig: Als een vrouw op het een of ander haar zinnen gezet heeft, moet een man haar daarin ter wille zijn. --Zeg mij, zeide zij met een onaangenaam lachje, zeg mij, Vorst van Jeruzalem, waar is hij, de zoon des timmermans van Nazareth, van wien men onlangs zulke groote verwachtingen had? Met een gebaar van ongeduld antwoordde hij: Ik ben zijn bewaker niet. --Heeft hij Rome al omvergeworpen? Toornig wilde Ben-Hur antwoorden, maar zij vervolgde: Waar heeft hij zijn zetel opgeslagen? En zijn paleis? Hij heeft wel dooden opgewekt, het zou hem dus geen moeite kosten als met een tooverslag een gouden huis te doen ontstaan. Hij behoeft maar met den voet te stampen en een woord te spreken, en het huis staat daar, zoo mooi, als men het slechts verlangen kan. Hij behoefde er niet meer aan te twijfelen, dat zij in ernst sprak. De vragen waren beleedigend, haar toon en houding bepaald onvriendelijk. Hij voelde, dat hij voorzichtig moest zijn, en zeide zacht: Laat ons nog een dag, desnoods nog een week wachten, voordat wij oordeelen. Zonder op zijne woorden te letten vervolgde zij: En hoe komt het, dat ik u in zulk eene kleeding zie? Dat is niet de dracht der stadhouders van Indie, of van onderkoningen, waar dan ook. Ik heb eenmaal een Perzisch satraap gezien. Hij droeg een zijden tulband en een mantel van goudlaken; het gevest en de scheede van zijn zwaard glinsterden van kostbare edelsteenen. Ik dacht dat Osiris hem iets van den glans der zon had afgestaan. Ik vrees, dat gij nog niet in uwe heerschappij bevestigd zijt, de heerschappij, die ik met u zou deelen. --De dochter van mijn wijzen gast is vriendelijker dan zij zelve vermoedt; zij doet mij zien, dat Isis een hart kan kussen zonder het beter te maken. Hij sprak met koude hoffelijkheid en Iras antwoordde, al spelende met haar halsketting: De zoon van Hur is zeer slim. Ik zag uw droomenden koning zijn intocht in de stad houden. Gij hadt ons gezegd, dat hij zich op dien dag tot koning der Joden zou laten uitroepen. Ik zag een hem begeleidenden stoet van den berg afdalen, en hoorde hun gezang. 't Was een mooi
PREV.   NEXT  
|<   295   296   297   298   299   300   301   302   303   304   305   306   307   308   309   310   311   312   313   314   315   316   317   318   319  
320   321   322   323   324   325   326   327   328   329   330   331   332   333   >>  



Top keywords:
antwoordde
 

vervolgde

 
heerschappij
 

koning

 

hebben

 

gevest

 
begeleidenden
 

stadhouders

 
onderkoningen
 
eenmaal

zijden

 

uitroepen

 

tulband

 

gezien

 

goudlaken

 
Perzisch
 

satraap

 

mantel

 

afdalen

 

woorden


letten

 

Zonder

 
oordeelen
 

desnoods

 
wachten
 

voordat

 
kleeding
 

gezang

 

hoorde

 
dracht

glinsterden
 

vermoedt

 

intocht

 

droomenden

 

vriendelijker

 

wijzen

 

houden

 

spelende

 

halsketting

 

hoffelijkheid


kussen

 

zonder

 

dochter

 
Osiris
 
edelsteenen
 

zwaard

 

kostbare

 

afgestaan

 

deelen

 
bevestigd