rijde te roepen! Zou de Nazarener
het doen?
In zijn verlangen om het werk te beginnen verloor Ben-Hur de tweeledige
natuur van den Godsgezant uit het oog, en dacht niet aan de mogelijkheid,
dat het goddelijke in hem het menschelijke zou kunnen te boven gaan. In
het wonder aan zijne moeder en Tirza gewrocht zag hij eene macht groot
genoeg, om een Joodschen troon op te richten en te handhaven, eene macht
groot genoeg, om de maatschappij te hervormen, en de menschheid tot een
geheiligd gelukkig gezin te vereenigen. Was het eenmaal zoo ver, dan zou
niemand durven loochenen, dat het een den Zone Gods waardig werk geweest
was.
Intusschen waren bij de beek Kedron in de nieuwe stadswijk Bezetha,
voornamelijk langs de wegen naar de Damascuspoort, allerlei tijdelijke
verblijfplaatsen voor de feestgangers opgeslagen. Ben-Hur bezocht de
vreemdelingen, onderhield zich met hen, en verwonderde zich dagelijks
meer over hun groot aantal. Toen hij daarenboven tot de ontdekking kwam
dat alle deelen der wereld vertegenwoordigd waren ... de beide kusten der
Middellandsche zee, Indie, de noordelijke provincien van Europa ... toen
hij bedacht dat die lieden, ofschoon zij hem menigmaal begroetten in een
taal, die ver afgeweken was van het oude Hebreeuwsch der vaderen, toch
allen hetzelfde doel beoogden, drong zich een nieuw denkbeeld aan hem
op. Zou hij misschien den Nazarener verkeerd begrepen hebben? Zou hij
misschien onder den schijn van geduldig wachten in het geheim alles
hebben voorbereid, om zoodoende zijne geschiktheid voor de roemrijke
taak die hem wachtte te bewijzen? De gelegenheid die zich thans aanbood
was veel geschikter, dan toen de Galileers hem bij het meer Genesareth
met geweld koning hadden willen maken. Toen zouden hem slechts een paar
duizend menschen bijgevallen zijn, heden zouden millioenen aan zijne
roepstem gehoor geven.
Dezen gedachtengang volgende kwam Ben-Hur tot het besluit, dat de
Nazarener achter zijn zachtmoedig voorkomen en onbegrijpelijke
zelfverloochening staatkundige plannen verborg.
Herhaaldelijk kwamen ernstig, door de zon gebruinde mannen Ben-Hur aan
de tent bezoeken. Hij ontving hen altijd alleen, en als zijne moeder hem
vroeg wie dat waren, antwoordde hij steeds: Goede vrienden uit Galilea.
Door hen kwam hij op de hoogte van alles wat de Nazarener deed, en van
de plannen zijner vijanden, zoowel rabbijnen als Romeinen. Hij wist dat
het leven van zijn held bedreigd werd, maar hij kon niet geloov
|