t is de dekmantel voor het groote getal
Galileers. Toen de Nazarener zich op weg begaf zeide hij: Wij gaan
op naar Jeruzalem en het zal alles volbracht worden aan den Zoon
des menschen wat geschreven is door de profeten.
Ons wachten spoedt ten einde. Vrede zij u, Simonides.
In haast.
BEN-HUR.
Esther gaf den brief aan haren vader terug. Het kostte haar moeite hare
tranen te bedwingen. In den brief stond geen enkel woord aan haar, zelfs
aan den groet had zij geen deel. En hoe gemakkelijk had hij kunnen
schrijven: Vrede zij u en de uwen. Voor het eerst in haar leven gevoelde
zij den prikkel der ijverzucht.
--Den achtsten dag, zeide Simonides, en wat hebben wij vandaag?
--Den negenden, antwoordde Esther.
--Zoo, dan zijn zij nu wellicht te Bethanie.
--Dan zullen wij hem dus misschien van avond zien, zeide zij.
--Best mogelijk, want morgen is het feest der ongezuurde brooden, en hij
zal het willen vieren, evenals de Nazarener. Misschien zullen wij hen
beiden zien, Esther.
Het gesprek werd afgebroken door de komst van den bediende met wijn en
water, en even daarna kwam ook Iras boven.
Nog nooit had Esther de Egyptische zoo schoon gezien als hedenavond. Als
in een wolk van gaas gehuld, voorhoofd, hals en armen met juweelen
versierd, zweefde zij naderbij. Een glans van genoegen lag op haar
gelaat. Esther drong zich onwillekeurig dichter tegen haar vader aan.
--Vrede zij u, Simonides, en u, lieftallige Esther, zeide Iras. Gij
herinnert mij, goede vriend, als ik het zeggen mag zonder u te
beleedigen, de priesters in Perzie, die 's avonds op het dak van hunne
tempels stijgen, om de ondergaande zon hunne gebeden na te zenden. Als
die godsdienst u misschien niet bekend is, wil ik mijnen vader roepen,
om u in te lichten. Hij stamt van de Magiers af.
--Schoone Egyptische, antwoordde de koopman ernstig, uw vader is een
goed man, die het mij niet kwalijk zal nemen, als ik u zeg, dat zijne
Perzische wetenschap het minste deel van zijne wijsheid uitmaakt.
Iras fronste de wenkbrauwen. Om ook philosophisch te spreken, zeide zij,
bij minste behoort meeste. Mag ik vragen, wat het grootste deel is van
die zeldzame eigenschap, wijsheid, die gij hem toeschrijft?
Simonides zag haar doordringend aan. De ware wijsheid, zeide hij,
streeft omhoog naar God, de hoogste wijsheid is de kennis van God, en
van allen, die ik ken, bezit niemand die in zoo hooge mate, als mijn
goede vriend Balthasa
|