FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   281   282   283   284   285   286   287   288   289   290   291   292   293   294   295   296   297   298   299   300   301   302   303   304   305  
306   307   308   309   310   311   312   313   314   315   316   317   318   319   320   321   322   323   324   325   326   327   328   329   330   >>   >|  
wordt, den beslissenden stap zal doen. Morgen zullen wij dus zien wie gelijk heeft, gij, Balthasar, of Simonides. Balthasar wreef zich in de handen en vraagde: Waar zal ik hem kunnen zien? --Het gedrang zal groot zijn, antwoordde de jonkman. Ik denk dat gij niet beter doen kunt, dan met u allen naar het dak van den Voorhof van Salomo te gaan. --Kunt gij ons begeleiden? --Neen, mijne vrienden zullen mij noodig hebben bij den optocht. --Optocht! riep Simonides. Komt hij dan met gevolg? --Dat niet precies. Hij heeft twaalf mannen bij zich, allen uit den minderen stand. Zij reizen te voet, onverschillig voor wind, regen, of zonneschijn. Als zij vermoeid zijn zetten zij zich aan den weg neder om te rusten, en doen aan alles eerder denken, dan aan edellieden en vorsten. Slechts wanneer de leeraar het hoofd ontbloot ziet men dat hij de aanvoerder is, hun leermeester, hun meerdere, maar tevens hun vriend. Maar wat zoudt gij zeggen van een man, die rijk kon zijn door de steenen aan den weg in goud te veranderen, en die toch arm is uit vrije keus? --De Grieken zouden hem een philosoof noemen, zeide Iras. --Neen, dochter, antwoordde Balthasar, de philosofen hadden nooit de macht om zoo iets te doen. --Hoe weet gij, dat deze mensch die macht wel heeft? --Ik heb hem water in wijn zien veranderen, zeide Ben-Hur. --Hoe wonderlijk! riep Simonides. Maar dat schijnt mij nog niet zoo vreemd toe als dat hij arm wil leven, terwijl hij rijk zou kunnen zijn. Is hij werkelijk zoo arm? --Hij bezit niets, en benijdt niemand zijn rijkdom. Hij beklaagt veeleer de rijken. Dat echter daargelaten, wat zegt gij hiervan: ik zag hem zeven brooden en twee visschen vermenigvuldigen tot een voorraad zoo groot, dat er spijs was voor vijfduizend menschen en er nog manden vol overbleven. Dat heb ik den Nazarener zien doen. --Hebt gij hem dat zien doen? --Ja, en ik heb meegegeten van den visch en van het brood. Maar nog wonderlijker dingen heb ik gezien. Wat dunkt u van iemand die zoo groote genezende kracht bezit, dat de zieken slechts den zoom van zijn kleed behoeven aan te raken, om gezond te worden, ja dat het zelfs voldoende is van verre tot hem te roepen? Dat heb ik meer dan eens bijgewoond. Toen wij uit Jericho kwamen riepen twee blinden tot hem om hulp, hij raakte hunne oogen aan en zij konden zien. Een anderen keer brachten zij een verlamde tot hem en hij zeide alleen: Ga heen naar uw huis,--en ik zag den man gezond we
PREV.   NEXT  
|<   281   282   283   284   285   286   287   288   289   290   291   292   293   294   295   296   297   298   299   300   301   302   303   304   305  
306   307   308   309   310   311   312   313   314   315   316   317   318   319   320   321   322   323   324   325   326   327   328   329   330   >>   >|  



Top keywords:

Simonides

 
Balthasar
 
gezond
 

veranderen

 
kunnen
 
zullen
 

antwoordde

 

menschen

 

vijfduizend

 

visschen


voorraad

 

hiervan

 
brooden
 

vermenigvuldigen

 
benijdt
 

wonderlijk

 

werkelijk

 
terwijl
 

vreemd

 

manden


veeleer

 

rijken

 

echter

 

daargelaten

 

beklaagt

 
rijkdom
 

schijnt

 

niemand

 
slechts
 

blinden


riepen

 

raakte

 

kwamen

 

Jericho

 
roepen
 

bijgewoond

 

konden

 

alleen

 

verlamde

 
anderen

brachten
 
voldoende
 

dingen

 

wonderlijker

 

gezien

 

Nazarener

 

overbleven

 

meegegeten

 
iemand
 

groote