FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   274   275   276   277   278   279   280   281   282   283   284   285   286   287   288   289   290   291   292   293   294   295   296   297   298  
299   300   301   302   303   304   305   306   307   308   309   310   311   312   313   314   315   316   317   318   319   320   321   322   323   >>   >|  
e soort. Daar riep de Dooper met luide stem: Zie het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt! De indruk, dien deze woorden maakten, was zeer groot, voor Balthasar overweldigend. Het werd hem vergund den Verlosser der menschheid nogmaals te zien. Daar stond Hij, naar wien hij zoo lang smachtend had uitgezien, het ideaal zijner droomen, volmaakt in gestalte, gelaat, houding. Nogmaals riep de Dooper: Zie het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt! Deze is het van welken ik gezegd heb: na mij komt een man, die voor mij geworden is, want hij was eer dan ik. En ik kende hem niet; maar opdat hij aan Israel geopenbaard zou worden, daarom ben ik gekomen, doopende met water. Ik heb den Geest zien nederdalen uit den hemel, gelijk eene duif, en hij bleef op hem. En ik kende hem niet; maar die mij gezonden heeft om te doopen met water, die had mij gezegd: Op welken gij den Geest zult zien nederdalen, en op hem blijven, deze is het, die met den Heiligen Geest doopt. En ik heb gezien, en heb getuigd, dat deze de Zoon van God is. --Dat is hij, dat is hij! riep Balthasar, sloeg de oogen naar boven, en viel door aandoening overmand achterover in zijnen zetel. Met geheel andere gewaarwordingen beschouwde Ben-Hur den vreemdeling. Hij was niet ongevoelig voor de reinheid, den ootmoed, de heiligheid, die zijn gelaat uitdrukte: Wie is hij? En wat is hij? Messias of koning?--Vorstelijk was zijn voorkomen niet. Op dat kalm, vriendelijk gelaat ziende was de gedachte aan oorlog en heerschzucht hem eene ontwijding. Hij voelde dat Balthasar gelijk had, en Simonides ongelijk. Neen, zeide hij tot zichzelven, deze man is niet gekomen om den troon van Salomo weder op te bouwen. Hij heeft noch den aard, noch de gaven van Herodes. Een koning moge hij wezen, maar niet van een rijk, grooter en machtiger dan Rome. Het gelaat van dien man kwam hem niet onbekend voor ... waar had hij het meer gezien? Hij peinsde en peinsde, en ja, daar zag hij in den geest op eenmaal in het verre verleden het tooneel bij de bron te Nazareth weer. Hij zag zichzelven, neergezonken op den stoffigen weg; hij zag de jonkman met de gevulde waterkruik tot zich komen om hem te laten drinken; hij zag weder die oogen vol liefde en mededoogen op zich gevestigd. Wat de Dooper zeide ging voor hem verloren, alleen de laatste woorden drongen tot hem door: Deze is de Zoon van God! Ben-Hur sprong van zijn paard om aan de voeten van zijnen weldoener neer te knielen, maar Ir
PREV.   NEXT  
|<   274   275   276   277   278   279   280   281   282   283   284   285   286   287   288   289   290   291   292   293   294   295   296   297   298  
299   300   301   302   303   304   305   306   307   308   309   310   311   312   313   314   315   316   317   318   319   320   321   322   323   >>   >|  



Top keywords:

gelaat

 
Dooper
 
Balthasar
 

nederdalen

 
gelijk
 
peinsde
 

zijnen

 

zichzelven

 

koning

 

gezien


wereld

 

gekomen

 
welken
 

woorden

 
gezegd
 

wegneemt

 

liefde

 
Salomo
 

alleen

 

Herodes


knielen

 

drinken

 

mededoogen

 

bouwen

 

laatste

 
Simonides
 

vriendelijk

 

ziende

 
voorkomen
 

verloren


Vorstelijk

 

gedachte

 

oorlog

 

voelde

 
ongelijk
 

ontwijding

 

gevestigd

 

heerschzucht

 

weldoener

 
eenmaal

neergezonken
 
tooneel
 

verleden

 

voeten

 

grooter

 

gevulde

 

machtiger

 

waterkruik

 
Nazareth
 

drongen