d. Kunt gij zien wat daar geschiedt?
vraagde hij een der zijnen.
--Neen.
--Ik zal u optillen.
Hij greep den man met beide handen om het middel en tilde hem van den
grond.
--Wat ziet ge?
--Mannen met knuppels gewapend. Zij slaan op het volk in. Zij zijn als
Joden gekleed.
--Wie zijn het?
--Romeinen! vermomde Romeinen! Zij slaan er duchtig op los. Daar slaan
zij een rabbi neer,--een oud man! Zij sparen niemand.
Ben-Hur zette hem weer op den grond.
--Mannen van Galilea, zeide hij, het is een list van Pilatus. Als gij
doen wilt wat ik zeg, zullen wij eens gauw met die knuppelaars
afrekenen.
--Ja, ja! riepen zij eenstemmig.
--Laat ons dan teruggaan naar de boomen bij de poort, die zullen ons van
dienst kunnen zijn. Komt!
Zij liepen zoo hard zij konden terug, en met vereende krachten braken
zij de dikste takken van de boomen. In korten tijd waren ook zij
gewapend. Juist wilden zij optrekken, toen de menigte als razend op de
vlucht sloeg en hun den weg dreigde af te snijden. Het was een geweldig
rumoer: schreeuwen, kermen, vloeken.
--Langs den muur! beval Ben-Hur. Langs den muur! Laat den hoop
voorbijgaan!
Zij gehoorzaamden, drukten zich tegen den muur aan hunne rechterzijde,
ontkwamen op die wijze het gevaar van te worden meegesleurd door den
machtigen stroom, en drongen stap voor stap vooruit, totdat ten laatste
de voorplaats bereikt was.
--Blijft nu bijeen, en volgt mij! riep Ben-Hur.
Zijn meesterschap was ten volle erkend, en toen hij zich tusschen de
woedende menigte wierp, volgden zij hem als een eenig man.
Toen nu de Romeinen, die nog steeds met hunne knuppels zwaaiden en zich
vroolijk maakten, als zij eenigen van het volk neersloegen, handgemeen
werden met de Galileers, vlug van leden, vurig van geest, en eveneens
gewapend, waren zij op hunne beurt verrast. Het tieren en razen werd
heftiger, de slagen volgden elkander sneller en moorddadiger. Ben-Hur
verrichtte wonderen van dapperheid. Zijn geoefende sterke hand miste
nooit haar doel. Hij was te gelijk strijder en aanvoerder, altijd
vooraan, altijd in 't heetst van het gevecht. In zijn krijgsgeschreeuw
was iets dat zijne volgers bezielde en zijne vijanden met bezorgdheid
vervulde. Weldra begonnen de Romeinen te wijken, eindelijk sloegen zij
op de vlucht. De Galileers zouden hen tot aan de portiek hebben willen
vervolgen, maar Ben-Hur hield hen wijselijk tegen.
--Niet verder, mannen! riep hij. Daar komt de hoofdman met de wach
|