elschap
naar een ruime vierkante plaats, aan wier westzijde de woning van den
procurator lag. Daar bewoog zich een opgewonden menigte. De oogen van
allen waren op eene in een breeden doorgang aangebrachte deur gericht,
die gesloten was. Onder dien doorgang was een tweede wacht geschaard.
Het gedrang was zoo groot dat onze vrienden, al wilden zij nog zoo
gaarne, niet vooruit konden komen. Zij bleven dus waar zij waren en
gaven nauwlettend acht op wat er gebeurde. In de voorste rijen konden
zij de hooge tulbanden der rabbijnen zien, wier ongeduld zich telkens
openbaarde in den kreet: Pilatus, als gij procurator wilt zijn, kom dan
naar buiten!
Eenmaal kwam een der voorsten terug en baande zich een weg door de
menigte; zijn gelaat gloeide van toorn. Israel wordt hier niet geteld,
riep hij met luide stem. Op dezen gewijden grond behandelt men ons,
alsof wij Romeinsche honden waren.
--Zal hij niet buiten komen, denkt gij?
--Buiten komen? Heeft hij niet reeds driemaal geweigerd?
--Wat zullen de rabbijnen doen?
--Wat zij te Cesarea deden: hier blijven wachten, totdat hij naar hen
luistert.
--Hij zal toch den Tempelschat niet durven aanraken, denkt gij wel?
vraagde een der Galileers.
--Wie zal het zeggen! Heeft niet een Romein het heilige der heiligen
ontreinigd? Is iets heilig voor een Romein?
Een uur ging voorbij, en ofschoon Pilatus hen geen antwoord waardig
keurde, hielden de rabbijnen stand. Zoo ook de scharen. Tegen den middag
begon het te regenen, hetgeen niet verhinderde, dat de menigte
aangroeide en steeds rumoeriger en ontevredener werd. Kom naar buiten!
Kom buiten! klonk het onophoudelijk.
Intusschen hield Ben-Hur zijne Galileesche vrienden bijeen. Hij
vermoedde dat de hoogmoed den Romein weldra zijn voorzichtigheid zou
doen vergeten en het einde spoedig daar zou zijn. Pilatus wachtte
slechts totdat het volk zelf hem een voorwendsel zou geven, om tot
geweld zijn toevlucht te nemen.
Het einde kwam dan ook werkelijk spoedig genoeg.
Eensklaps hoorde men dat er slagen vielen, gevolgd door luide kreten van
pijn en woede. Alles geraakte in beweging. De eerwaardige mannen voor de
portiek keken verschrikt om. Het volk in de achterhoede drong vooruit,
die in het midden stonden trachtten achteruit te wijken, en gedurende
een oogenblik was de drukking van twee kanten verschrikkelijk. Duizenden
stemmen vraagden wat er gebeurd was, maar niemand kon het antwoord
geven.
Ben-Hur behield zijne bedaardhei
|