FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   256   257   258   259   260   261   262   263   264   265   266   267   268   269   270   271   272   273   274   275   276   277   278   279   280  
281   282   283   284   285   286   287   288   289   290   291   292   293   294   295   296   297   298   299   300   301   302   303   304   305   >>   >|  
edele trekken zij zoo trouw in dankbaar aandenken bewaard had? En kon dat Tirza zijn, die zij van klein af verzorgd had, met wie zij gespeeld had? Dat de lieve, mooie, vroolijke Tirza, de zonnestraal in het groote huis? Onmogelijk. Het aanschouwen dier rampzaligen maakte haar ziek. --Dit zijn oude vrouwen, zeide zij tot zichzelve. Ik heb ze vroeger nooit gezien; ik zal maar teruggaan. Zij keerde zich om en ging. --Amrah! riep een der beide melaatschen. --Wie roept mij? vraagde Amrah bevend. --Amrah! --Wie zijt gij? vraagde zij. --Wij zijn, die gij zoekt. Amrah viel op hare knieen. --O lieve, lieve meesteres! Uw God, die ook de mijne is, zij geloofd en geprezen, dat ik u heb mogen vinden! De trouwe ziel kroop op de knieen naar haar toe. --Pas op, Amrah! Kom niet dichterbij. Onrein! Onrein! Amrah, dus tegengehouden, bedekte haar gelaat met beide handen en snikte zoo luid, dat de menschen bij de bron het hoorden. Eensklaps richtte zij zich op en vraagde: Lieve meesteres, waar is Tirza toch? --Hier ben ik, Amrah, hier! Zoudt gij mij wat water willen geven? Amrah sprong op, streek zich het haar uit de oogen, en nam den doek van haar mandje. Zie, sprak zij, ik heb wat brood en vleesch voor u meegebracht. --Dat is goed van u, Amrah. Wilt gij nu wat water voor ons halen? dan nemen wij het mee naar de spelonk. Meer moogt gij vandaag niet voor ons doen. De lieden bij de bron, die dit alles van verre hadden gadegeslagen, gingen voor Amrah op zijde, en hielpen haar zelfs de kruik vullen, zoozeer wekte haar zichtbare droefheid hun medelijden op. --Wie zijn dat? vraagde eene vrouw. Zacht antwoordde Amrah: Zij zijn goed voor mij geweest. Toen de kruik gevuld was zette zij die op haar schouder en spoedde zich naar de melaatschen terug. In haren ijver zou zij tot vlak bij haar gegaan zijn, maar de kreet: Onrein! Onrein! hield haar nog intijds tegen. Zij zette de kruik naast het mandje, en ging een paar stappen terug. --Hartelijk dank, goede Amrah, gij hebt braaf gehandeld. --Kan ik nog iets voor u doen? De moeder had de kruik reeds opgenomen en hoewel zij versmachtte van dorst zette zij haar weder op den grond en zeide: Ja. Ik weet dat Juda thuis gekomen is. Ik zag hem eergisteravond op de stoep liggen slapen, en ik zag u, toen gij hem wakker maaktet. Amrah sloeg de handen ineen en riep: Dat zaagt gij, en kwaamt niet bij ons. --Dat mocht ik immers niet doen. Ach, Amrah, ik kan mij
PREV.   NEXT  
|<   256   257   258   259   260   261   262   263   264   265   266   267   268   269   270   271   272   273   274   275   276   277   278   279   280  
281   282   283   284   285   286   287   288   289   290   291   292   293   294   295   296   297   298   299   300   301   302   303   304   305   >>   >|  



Top keywords:

vraagde

 
Onrein
 
knieen
 

handen

 
melaatschen
 
meesteres
 

mandje

 

medelijden

 

geweest

 

gevuld


immers

 

droefheid

 
zichtbare
 

antwoordde

 
spelonk
 

vandaag

 

lieden

 
vullen
 

zoozeer

 

hielpen


hadden

 

gadegeslagen

 

gingen

 

gegaan

 

opgenomen

 
hoewel
 

versmachtte

 

moeder

 
wakker
 

gehandeld


gekomen

 

eergisteravond

 

slapen

 

liggen

 
kwaamt
 

spoedde

 

Hartelijk

 

maaktet

 

stappen

 
intijds

schouder
 
vroeger
 

gezien

 

zichzelve

 

vrouwen

 

maakte

 

teruggaan

 

bevend

 
keerde
 

rampzaligen