FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   244   245   246   247   248   249   250   251   252   253   254   255   256   257   258   259   260   261   262   263   264   265   266   267   268  
269   270   271   272   273   274   275   276   277   278   279   280   281   282   283   284   285   286   287   288   289   290   291   292   293   >>   >|  
doormaakte is niet te begrijpen. Sprakeloos en onbewegelijk zat de arme vrouw een poos neder, slechts dat eene woord bij zichzelve herhalende: melaatsch, melaatsch. Toen zij weer geregeld denken kon, was haar eerste gedachte het vreeselijke geheim te verzwijgen en Tirza in gelukkige onwetendheid te laten. Zelve hopeloos verdubbelde zij hare zorgen voor Tirza, en slaagde er met de grootste zelfbeheersching in haar onkundig te laten, met betrekking tot den aard harer ziekte, en wist zelfs de hoop bij haar levendig te houden, dat zij van voorbijgaanden aard zou wezen. Zij bedacht raadsels en spelletjes, vertelde geschiedenissen, oude en nieuwe, luisterde met het grootste genot naar de liederen, die zij Tirza herhaaldelijk deed zingen, en hief zelve de psalmen aan van den koninklijken zanger, alles om voor een poos ten minste haar verdriet te verzetten en hare ziel tot God op te heffen, die haar, evenals de wereld, scheen vergeten te hebben. Langzaam maar zeker nam de kwaal toe. Na eenigen tijd werd het hoofdhaar wit, vielen lippen en oogleden met gaten, werd het geheele lichaam met blaren bedekt. Toen werd de keel aangedaan, werd hare stem heesch, werden de gewrichten stijf. Nog maar weinig tijds, dan zou de ziekte de bloedvaten en de beenderen aantasten--en zoo kon het vele jaren al erger en erger worden, totdat eindelijk de dood haar kwam verlossen. Een dag van verschrikking was de dag, waarop de moeder het haar plicht rekende aan Tirza den naam harer ziekte mede te deelen, en beiden in wanhoop God smeekten, dat het einde spoedig daar mocht zijn. Maar men went aan alles. De zwaarbeproefden leerden na verloop van tijd kalm te spreken over hare kwaal. Zij zagen welke vreeselijke verwoestingen de ziekte aanrichtte, en klemden zich niettegenstaande dat aan het leven vast. Een band bleef haar aan de aarde binden: Juda. Over hem spraken en dachten zij. Zij twijfelden geen oogenblik aan zijne trouw en rekenden er vast op, dat hij even sterk als zij naar eene wederontmoeting verlangde. Zoo vertroostten zij elkander dag aan dag, ook, zooals wij gezien hebben, toen Gesius haar, nadat zij twaalf uren honger en dorst geleden hadden, weder moed kwam inspreken. De toortsen verlichtten de cel, de bevrijding was daar. God is goed, riep de weduwe dankbaar. Die werkelijk dankbaar is voor een ontvangen gunstbewijs vergeet voor 't oogenblik zijne ellende. Toen de commandant haar naderen wilde, vloden zij in een hoek, en herinne
PREV.   NEXT  
|<   244   245   246   247   248   249   250   251   252   253   254   255   256   257   258   259   260   261   262   263   264   265   266   267   268  
269   270   271   272   273   274   275   276   277   278   279   280   281   282   283   284   285   286   287   288   289   290   291   292   293   >>   >|  



Top keywords:

ziekte

 
hebben
 
grootste
 

vreeselijke

 
melaatsch
 
dankbaar
 

oogenblik

 

binden

 

niettegenstaande

 

verwoestingen


aanrichtte

 

klemden

 
leerden
 

waarop

 
smeekten
 

spoedig

 

verschrikking

 
wanhoop
 

beiden

 

rekende


moeder

 

deelen

 

plicht

 

verloop

 

spreken

 
zwaarbeproefden
 

verlossen

 

bevrijding

 
weduwe
 

verlichtten


toortsen

 

hadden

 

geleden

 

inspreken

 
werkelijk
 

naderen

 

vloden

 

herinne

 

commandant

 
ellende

ontvangen
 
gunstbewijs
 

vergeet

 

honger

 

wederontmoeting

 

rekenden

 

spraken

 

dachten

 
twijfelden
 

verlangde