FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   237   238   239   240   241   242   243   244   245   246   247   248   249   250   251   252   253   254   255   256   257   258   259   260   261  
262   263   264   265   266   267   268   269   270   271   272   273   274   275   276   277   278   279   280   281   282   283   284   285   286   >>   >|  
gen dag was er een klein oproer geweest. De onzen hadden vele Joden neergeslagen, maar wij hadden ook enkele verliezen te betreuren. De aanleidende oorzaak was, zeide men, een moordaanslag op Gratus. Hij werd door een steen aan het hoofd getroffen, zoodat hij van zijn paard viel. Ik vond hem hier op dezelfde plaats zitten, waar gij nu zit, commandant, met een verbonden hoofd. Hij gaf mij deze sleutels, genommerd met de nommers der cellen. Dat waren de teekenen van mijn ambt, ik mocht er mij nooit van scheiden, zeide hij. Op de tafel lag een perkamentrol. Hij maakte ze open en zeide: Hier zijn de kaarten met den platten grond der cellen, die in drie afdeelingen verdeeld, boven elkander gebouwd zijn. Ik vertrouw ze u toe.--Ik nam ze aan, en Gratus vervolgde: Nu hebt gij de sleutels en de platte gronden, ga en doorwandel de geheele inrichting, bezoek elke cel en zie of alles in orde is. Bemerkt gij iets waardoor de veiligheid in gevaar zou komen, stel daar dan naar uw beste weten orde op, want gij zijt hier heer en meester en hebt niemand boven u, dan mij alleen. Ik wilde heengaan, maar hij riep mij terug en zeide: Daar bedenk ik nog iets. Geef mij den platten grond van de onderaardsche cellen.--Ik gaf hem het verlangde. Hij spreidde de kaart voor zich uit op de tafel, wees met den vinger op cel nommer vijf, en zeide: Hier, Gesius, deze cel. Daar zitten drie mannen gevangen, gevaarlijke lieden, die achter een staatsgeheim hebben weten te komen en hier voor hunne nieuwgierigheid boeten. Tot straf zijn zij van oogen en tong beroofd, en levenslang opgesloten. Zij mogen niets hebben dan water en brood, dat gij hun toereikt door een gat in den muur, dat van buiten gesloten wordt met een schuif. Hebt gij mij goed begrepen, Gesius? Ik antwoordde toestemmend. Het is goed, zeide hij, en keek mij dreigend aan; maar pas op, Gesius, dat gij het niet vergeet. De deur van hunne cel, nommer vijf,--en hij legde er zijn vinger op, om meer nadruk te geven aan zijne woorden,--mag nooit, onder geen enkel voorwendsel, geopend worden. Niemand mag er in of uit, zelfs gij moogt er niet binnengaan. Maar als zij sterven? vraagde ik. Als zij sterven, zei hij, zal die cel hun graf zijn. Zij werden daar opgesloten om te sterven. De cel is met melaatschheid besmet, begrijpt gij?--En daarmee liet hij mij gaan. Gesius zweeg en bracht uit de plooien van zijn overkleed drie rollen te voorschijn, die hij op tafel uitspreidde, zeggende: Dit is de bedoelde
PREV.   NEXT  
|<   237   238   239   240   241   242   243   244   245   246   247   248   249   250   251   252   253   254   255   256   257   258   259   260   261  
262   263   264   265   266   267   268   269   270   271   272   273   274   275   276   277   278   279   280   281   282   283   284   285   286   >>   >|  



Top keywords:

Gesius

 

sterven

 

cellen

 

sleutels

 
platten
 

zitten

 

hebben

 

Gratus

 
hadden
 

vinger


nommer
 
opgesloten
 

levenslang

 

buiten

 

gesloten

 

schuif

 

mannen

 

nieuwgierigheid

 

boeten

 

staatsgeheim


toereikt
 

gevaarlijke

 

gevangen

 

lieden

 

achter

 

beroofd

 
nadruk
 
besmet
 

melaatschheid

 
begrijpt

daarmee

 

werden

 
vraagde
 

uitspreidde

 

zeggende

 
bedoelde
 
voorschijn
 

rollen

 

bracht

 

plooien


overkleed

 

vergeet

 

dreigend

 
antwoordde
 

toestemmend

 
woorden
 

Niemand

 

binnengaan

 

worden

 
geopend