. Hij zag dat en zijn gelaat nam die stille
en schuchtere uitdrukking aan van onvoorwaardelijke onderworpen
toewijding, die haar steeds in hem beviel.
"Ik zou 't hem niet vergeven als hij het niet in zijn vollen omvang
kon begrijpen," dacht zij; "beter niets te zeggen. Waarom hem zoo op
de proef te stellen." Haar hand speelde nog altijd met het blad en
beefde nog sterker.
"Om Godswil," smeekte hij, haar hand grijpend, "spreek toch!"
"Zal ik werkelijk...?"
"Ja, ja, ja...."
Zij boog zich langzaam naar zijn oor en fluisterde zacht eenige
woorden; zij zag hem toen strak en onafgewend aan om den indruk
harer woorden op hem waar te nemen. Hij verbleekte, wilde spreken,
maar begon niet; hij liet haar hand los en boog het hoofd.
"Ja, hij heeft het in zijn geheele beteekenis begrepen," dacht zij
en drukte dankbaar zijn hand. Maar zij dwaalde, als zij geloofde,
dat deze gebeurtenis voor hem dezelfde beteekenis had als voor
haar. Sterker dan ooit overviel hem een gevoel van afkeer tegen iemand,
hij wist niet wie die iemand was, Alexei Alexandrowitsch of hij zelf
of een ander; hij begreep, dat nieuwe plichten voor hem ontstonden,
dat hij haar helpen, haar redden moest, dat het zoo lang door hem
met verlangen gewenschte keerpunt nu eindelijk daar was, dat men nu
voor den echtgenoot niets meer mocht verbergen en dat men aan den
zoo ondragelijk geworden toestand een eind moest maken.
Hij zag haar geroerd en met teedere genegenheid aan, kuste haar hand,
stond op en ging zwijgend de veranda op en neder.
"Ja," zeide hij beslist: "Noch gij noch ik beschouwen onze verhouding
als een spel. Ons lot is nu beslist. Het is noodig, dat wij aan den
leugen, waarin wij leven, een eind maken."
"Een eind aan maken? Hoe er een eind aan maken?" vroeg zij zacht.
Zij was nu weer kalm geworden en een teedere lach verhelderde haar
gelaat.
"Gij moet uw man verlaten, wij moeten ons leven vereenigen."
"Het is immers al vereenigd," antwoordde ze bijna onhoorbaar.
"Ja, maar het moet geheel en voor altijd zijn."
"Maar hoe, Alexei? Zeg mij dat...." Zij sprak dat met een soort van
spotachtige onderwerping aan haar hopeloozen toestand. "Is er dan in
het geheel geen andere uitweg? Ik ben immers de vrouw van mijn man."
"Elke toestand is te veranderen; men moet slechts den vasten wil
hebben. Elke toestand is beter dan die, waarin ge nu leeft. Ik zie,
hoe ge u kwelt om alles, om de menschen, om uw man, om uw zoon."
"Om mijn man volst
|