en. Maar wacht even, 't zal mij dadelijk
wel te binnen schieten."
En hij liep achter het beschot terug en ging weer in 't bed liggen.
"Zoo lei ik en daar stond hij. Ja, ja, ja.... Hm! zie je? Daar is
het!" en hij haalde van onder de matras het briefje te voorschijn,
dat hij daar bewaard had.
Wronsky nam het briefje; het was, zooals hij verwacht had, van zijn
moeder, en daarbij lag een briefje van zijn broeder, die hem schreef,
dat hij hem noodzakelijk moest spreken. Wronsky wist, dat het steeds
dezelfde zaak betrof. "Wat gaat het hun aan?" dacht hij en stak den
brief weg om hem onderweg opmerkzamer te lezen.
"Wronsky!" riep iemand, toen hij reeds in het voorhuis was gekomen,
achter hem.
"Wat?"
"Je moet eerst het haar laten knippen; dat weegt anders te zwaar,
vooral op den schedel."
Wronsky begon inderdaad op den schedel al wat kaal te worden. Hij
lachte vroolijk, liet zijn witte tanden zien en de muts over de kale
plek schuivend, ging hij het huis uit en sprong in zijn kales.
"Naar de stallen!" luidde zijn bevel en hij nam de brieven om ze
te lezen, maar bedacht zich weer en las ze niet, om zich niet op te
winden, voor hij zijn paard had gemonsterd.
XVII.
De stallingen bestonden uit afgeschoten ruimten in een planken schuur
nabij den renbaan. Hij had zelf het paard nog niet gezien. In de
laatste dagen had hij het zelf niet meer bereden, maar het overgelaten
aan den pikeur. Nauwelijks verliet hij de kales, toen reeds de groom,
die zijn rijtuig van verre herkend had, den pikeur naar buiten
riep. Deze, een lange Engelschman in hooge laarzen en een kort buis
met een bosje haar onder de kin, naderde hem met den stijven gang,
die allen jockeys eigen is, en met de ellebogen buitenwaarts gebogen.
"En? Hoe gaat het met Froe-Froe?" vroeg Wronsky in het Engelsch.
"All right, sir," klonk de diepe stem van den Engelschman. "Ga liever
niet bij haar," voegde hij er bij en nam zijn hoed af. "Ik heb haar
een muilkorf aangedaan, die haar zeer opwindt: beter er niet heen te
gaan! dat zou het paard nog meer opwinden."
"Neen, ik moet toch naar binnen; ik wil het zien."
"Gaan we dan!" antwoordde de Engelschman kortaf en ging met zijn
zwenkende ellebogen vooruit. Zij gingen het kleine erf voor de barak
op. De dienstdoende stalknecht, een flinke borst in een wit buis
en met een bezem in de hand, ontving hen hier en volgde hen in den
stal. Daar stonden vijf paarden tusschen de palen, en Wronsky wist,
d
|